‘Ik leidde mijn heer om het zand heen, zodat hij met zijn gezicht naar het noorden kwam te staan, tevens naar de Franse kerk. Toen hij dan op het zand neerknielde, nam ik voor het laatst afscheid van mijn heer. Hij zei: ‘Maak ‘t kort, maak ‘t kort!’ Het was een emotioneel afscheid voor Jan Francken, de knecht van Johan van Oldenbarnevelt, die op 13 mei 1619 midden op het Binnenhof werd onthoofd. Het is typisch dat Van Oldenbarnevelt een knecht had die kon schrijven. In ‘Het einde van Johan van Oldenbarnevelt’ beschreef deze knecht de laatste maanden van zijn heer. Een prachtig verslag, dat door de hertaling van schrijver Thomas Rosenboom voor iedereen goed is te lezen. Van Oldenbarnevelt zat negen maanden gevangen en gedurende die tijd probeerde Jan Francken zijn heer van informatie te voorzien, onder meer door briefjes te verbergen in peren die hij voor Van Oldenbarnevelt meebracht.
Woensdag bleek dat het onderzoek naar de resten van Johan van Oldenbarnevelt echt doorgaat. Dit was een voorstel dat ik in 2015 hier op TPO heb gedaan en dat in 2018 door premier Rutte werd gesteund. Na de moord op onze grootste staatsman werden zijn hoofd en lichaam verborgen in de grafkelders onder de oude Hofkapel, die tegenwoordig liggen onder de gebouwen van de Eerste Kamer tot aan het Torentje van de premier. Later ben ik nog eens met Mark Rutte afgedaald in die catacomben. In een koude en regenachtige nacht werden we door eeuwenoude gangen geleid tot we bij een luik kwamen. Een bode zette een trapje neer zodat we door het luik in de kruipruimte konden komen, waar we na enig kruipwerk stuitten op Middeleeuwse muren. Dat moet de buitenkant zijn geweest van de grafkelders waar de resten van Johan van Oldenbarnevelt moeten liggen en die nu worden onderzocht.
De moord op Johan van Oldenbarnevelt was het werk van Maurits van Oranje. In de eerste decennia van de zeventiende eeuw speelden beide mannen een cruciale rol in de Opstand tegen Spanje en de opbouw van de Republiek. Johan als bestuurder in Den Haag en Maurits als militaire leider. Maurits was de zoon van Willem van Oranje, die in 1584 was vermoord. Maurits werd daarna deels opgevoed door de veel oudere Van Oldenbarnevelt. Totdat deze leermeester een sta-in-de-weg werd voor de eigen ambities van Maurits. Staande op wat nu de Mauritstoren heet moet deze telg van het huis van Oranje hebben toegekeken hoe op zijn initiatief en na een schijnproces zijn leermeester werd onthoofd. Deze politieke vadermoord leidde destijds tot kritiek. Maurits wilde voorkomen dat Van Oldenbarnevelt een martelaar zou worden. De grafkelders waren een goede plek om zijn resten te verbergen.
Naast de persoonlijke animositeit hadden deze beide leiders ook een heel ander beeld van de politiek in ons land. De Republiek was verdeeld in verschillende gewesten en in groepen met verschillende religies. In de strijd tegen Spanje was eenheid nodig. Maurits wilde die eenheid van bovenaf afdwingen, met behulp van een radicale calvinistische religie, als ideologie in de Opstand tegen het katholieke Spanje. Voor Johan van Oldenbarnevelt was de strijd tegen de Koning van Spanje ook een strijd voor de vrijheid van denken en geloven. Hij wilde niet dat de tirannie van een katholieke Koning zou worden vervangen door de dwingelandij van een streng calvinisme. Eenheid moest volgens Van Oldenbarnevelt niet van bovenaf worden afgedwongen, maar van onderop ontstaan. Door minderheden hun eigen plek te gunnen in ons land. Je zou hem kunnen zien als een grondlegger van ons politieke ‘poldermodel’.
Als socialist heb ik veel redenen om een hekel te hebben aan deze staatsman, als was het maar omdat hij in 1602 de oprichter was van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), de eerste kapitalistische multinational. Als Brabander zou ik ook een afkeer moeten hebben van deze bestuurder, in de Republiek was Brabant een ‘wingewest’, of een kolonie. Geschiedenis schrijf je echter niet op basis van je eigen politieke voorkeuren. Het is mooi dat een liberaal als Rutte én een socialist als ik beiden Van Oldenbarnevelt onze belangrijkste staatsman noemen. De ‘Franse kerk’ waar Jan Francken in zijn verslag over sprak was een andere naam voor de Hofkapel, waar toen in het Frans werd gepredikt. Een kerk van de ‘rekkelijke’ soort. Hoewel Francken dat toen nog niet kon weten, draaide hij het gezicht van zijn heer precies naar de plek waar diens resten even later zouden worden verborgen.
Het onderdoek naar Van Oldenbarnevelt gaat nu beginnen en moet eind volgend jaar klaar zijn. Ik ben heel benieuwd of zijn resten nog gevonden kunnen worden. Met de moord in 1619 stierf Van Oldenbarnevelt, maar toch bleven zijn opvattingen voortleven. We kunnen met recht zeggen dat hij een grondlegger is van onze polderpolitiek, een cultuur van een eenheid in verscheidenheid. Zo’n staatsman hoort niet weggestopt in een kelder onder het Binnenhof.