Het kabinet stuurde maandag het aangepaste wetsvoorstel waarin de coronamaatregelen worden vastgelegd naar de Tweede Kamer. De tijdelijke wet gaat straks de noodverordeningen vervangen waarin de maatregelen op dit moment zijn vastgelegd. De wet geldt in principe een halfjaar, met de mogelijkheid haar eerder buiten werking te stellen of met telkens drie maanden te verlengen. Het kabinet kreeg eerder felle kritiek van de Tweede Kamer, de Raad van State, de Raad voor de Rechtspraak en de Autoriteit Persoonsgegevens op het concept van de wet. Hoogleraar Staats- en bestuursrecht van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden Wim Voermans noemde de wet zelfs een terugkeer naar de tijd van koning Willem I. De wetenschapper is ook niet te spreken over deze versie, schrijft hij dinsdag op zijn blog.
“Het grote probleem van dit voorstel is dat het een machtigingswet is die een minister de volledige ruimte geeft met eigen, haast zelfstandig vastgestelde regelingen vergaande beperkingen aan het gedrag van burgers op te leggen. Beperkingen waarover het parlement inhoudelijk niet mee kan praten, en die ook niet geamendeerd kunnen worden (een grondwettelijk recht van het parlement als het gaat om belangrijke vrijheidsbeperkende maatregelen). Een ontwerpregeling toesturen aan het parlement even (een week) voordat het in werking treedt – zoals dit aangepaste voorstel Covid-19 voorstelt – zorgt er nog niet voor dat het parlement een kans krijgt zinvol inhoudelijk mee te praten over de aard en inhoud van de beperkingen. De Tweede Kamer heeft het nakijken.”
Voermans constateert een bijzondere positie voor minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge (CDA):
“De minister van VWS wordt zowat alleen kapitein van Nederland, voor een duur van drie maanden, die trouwens telkens met drie maanden kan worden verlengd in geval van een virusuitbraak. En het is de regering die beslist of en wanneer dit hele draconische noodstelsel inwerking treedt (en ook over de duur). Zelfs na zes maanden kan die beslissen dat een nieuwe periode van noodbestuur nodig is die weer drie maanden (met verlengingsmogelijkheid) zou kunnen gaan duren. De verplichting uit de covid-19 wet om dat voornemen tot verlenging aan de Kamers te sturen, maakt dat niet anders – de regering heeft niet de instemming of goedkeuring van de Kamers nodig voor een verlenging.”
De hoogleraar denkt daarom even mee met diezelfde Tweede Kamer:
“Hoe het beter zou kunnen? Heel eenvoudig. De Tweede Kamer zou in deze covid-19 machtigingswet een bekrachtigingsrecht moeten krijgen. Ministeriële regelingen, waarvan het ontwerp wordt toegestuurd aan de Kamers, moeten – voordat ze in werking kunnen treden – worden goedgekeurd/bekrachtigd door de Tweede Kamer (de Eerste Kamer lijkt me iets minder voor de hand liggen). Dat is een stelsel dat we allang kennen, ook in de Gemeentewet, waar op grond van artikel 176, noodverordeningen die burgemeesters af en toe moet af kondigen om wanordelijkheden (voetbalrellen, vrees voor wanordelijkheden bij bezoek buitenlandse staatshoofden of ministers, etc.) te voorkomen. Dat stelsel werkt prima, laat het laatste woord bij de volksvertegenwoordiging, en scherpt de burgemeester in dat hij zich goed moet verstaan met de gemeenteraad alvorens dit soort ingrijpende beslissingen te nemen. Dé oplossing die het midden houdt tussen gewenste slagvaardigheid en democratisch besturen.”
Voermans besluit zijn artikel:
“Afrondend: niemand betwijfelt het nut of de noodzaak om met noodmaatregelen snel tegen epidemieën op te kunnen treden, maar dit wetsvoorstel gaat té ver en plaatst ons voor een Faustiaans dilemma. En dat moeten we niet willen: onze democratisch rechtsstatelijke ziel is niet, is nooit te koop.”
Het gehele artikel van Voermans leest u hier.
Lees ook – Zo manipuleerde Hugo de Jonge (CDA) IC-chef Diederik Gommers