“Ik kan niet overal een camera ophangen”, dat was de reactie van burgemeester Jan van Zanen (VVD) op mijn vraag om het Indisch Monument in Den Haag permanent te bewaken. Met het monument worden de Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting van het toenmalige Nederlands-Indië herdacht. Vorige maand werd het monument vlak voor de Nationale Herdenking 15 augustus 1945, die elk jaar bij die voor Indische Nederlanders belangrijke plek is, beklad. De verwerpelijke actie werd opgeëist door een groep die zich Aliansi Merah Putih (de rood-witte alliantie) noemt. Het monument werd onder meer beklad met ‘kami belum lupa’ dat ‘wij zijn het niet vergeten’ betekent en ’17/08/45′. Op 17 augustus 1945 riep Soekarno de onafhankelijke staat Indonesië uit. Hij werd de eerste president van het land.
Dit soort acties zijn niet alleen respectloos naar alle slachtoffers, maar zijn ook bijzonder pijnlijk voor de Indische gemeenschap in het algemeen en in het bijzonder voor alle nabestaanden en betrokkenen, zowel in Nederland als daarbuiten. Het bekladden van monumenten begint schering en inslag te worden in ons land. Eerder bekladde dezelfde actiegroep in juni ook het standbeeld van Johan van Oldebarnevelt bij de Haagse Hofvijver, met de tekst ‘Fuck VOC’. Actiegroep ‘Helden van Nooit’ spoot eerder verf op standbeelden en gebouwen in Rotterdam. Op de gevel van een gebouw aan de Witte de Withstraat kwamen rode handafdrukken. Op het standbeeld van Piet Hein in Rotterdam-Delfshaven werden de woorden ‘killer’ en ‘dief’ geschreven. In Amsterdam werd het monument Indië-Nederland beklad. In Hoorn werd gepoogd het standbeeld van JP Coen omver te werpen. Totale gekte!
Maar terug naar het Indisch Monument dat door burgemeester Van Zanen dus als een ‘overal’ locatie wordt gezien. Door te zeggen dat je niet overal in de stad camera’s kunt ophangen, geef je blijk je niet te hebben verdiept in de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Er is gruwelijk geleden in de Jappenkampen. Het leed van burgers, militairen (onder andere van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger – KNIL) en verzetsstrijders uit alle groepen van de samenleving die de oorlog in Indië meemaakten. Dat moet blijvend – ieder jaar weer – erkend worden. Daar passen geen respectloze bekladdingen bij. Zeker als je bedenkt bij de grootschalige repatriëring van Indische Nederlanders in de periode 1945-1968 ruim 300.000 ontheemden naar Nederland kwamen. Van terugkeer naar het ‘vaderland’ was nauwelijks sprake. Een groot deel van de repatrianten was voor die tijd nooit eerder in Nederland geweest. Eenmaal in het koude Nederland was er – zeker ook vanuit de overheid – nauwelijks erkenning voor het leed van de Indische Nederlanders. Met de hardvochtige opmerking ‘jullie hadden het tenminste lekker warm’ moest men het doen. De ‘soedah, laat maar’ mentaliteit zorgde ervoor dat nooit echt voor de belangen van Indische Nederlanders is opgekomen.
Wat ze wél hebben zijn voor Indisch Nederland twee belangrijke monumenten. Dat zijn hun monumenten waar je met je poten vanaf blijft:
1. het Indisch Monument in Den Haag (de weduwe van Indië) voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog;
2. het Nationaal Indië-monument 1945-1962 in Roermond voor de – met name militaire-, maar ook burgerslachtoffers.
Een van die monumenten, het Indisch Monument in Den Haag, wordt bedreigd.
“Wij zijn geschokt maar niet verrast. We hadden de politie en de gemeente Den Haag eerder al gevraagd om extra beveiliging”, aldus een woordvoerder van de Federatie Indische Nederlanders (FIN), die signalen blijft krijgen over nieuwe bekladdingen. “Een van de signalen was een melding dat er nog 268 monumenten zouden volgen’. Daarom heeft de FIN de gemeente gevraagd om het Indisch Monument continu, bijvoorbeeld door cameratoezicht, te bewaken. Gezien het feit dat het monument in Roermond als sinds jaar en dag met camera’s bewaakt wordt, zou dat voor deze, te vaak vergeten gemeenschap, toch een vanzelfsprekendheid moeten zijn.