Ooit was ik één van de laatste bezoekers van een verlopen truckerscafé aan een verlaten weg. Hier kon je altijd koffie krijgen, al moest je die zelf zetten. Een biertje kon ook, als je het maar zelf tapte. Afrekenen moest je ook zelf doen. De uitbaatster was er te oud voor en te slecht ter been. De verloop van het café was begonnen na de komst van een nieuwe weg. Ieder jaar waren er minder truckers die de omweg waagden. De komst van al die goedkope chauffeurs uit het buitenland deed de klandizie ook geen goed. Dit café staat symbool voor het verlies van een truckerstraditie, die ik heb leren kennen toen ik als jongen met mijn vader meereed op de vrachtwagen, als ik vakantie had van school. Ik herinner me van de truckerscafés nog goed de grote gehaktballen, die dagenlang in het vet hadden liggen pruttelen.
Het is een paar jaar geleden,
dat ik stond te liften.
Midden in de regen,
midden in de nacht.
Met een paspoort
en een slaapzak,
van een vriend gekregen.
Ergens langs de E7 of E8.
Het leven in de stad,
dat hield ik voor bekeken.
Ik slenterde de dagen door,
op zoek naar wat geluk.
Ik wilde weg van m’n vriendin,
die me nooit wat had geleken.
En na een uur of wat,
stopte er een truck.
Eind jaren tachtig ging ik studeren en in die tijd was er voor studenten nog geen OV-kaart. Dus ging je liften, rijdend van het ene naar het andere benzinestation, of met je duim omhoog langs de kant van de weg. Ik reed graag mee met truckchauffeurs, omdat ik dat cultuurtje goed kende. De stoere verhalen die werden verteld. Soms had ik een verhaal al eerder gehoord, in andere woorden en met een andere hoofdrolspeler. Als ik daar wat van zei keken ze me aan met een blik van ‘Zie je wel dat het waar is’. Bij de wereld van de truckers hoorde truckersmuziek, liedjes die je op de Hilversumse radio zelden hoorde, maar des te meer op de illegale ‘piratenzenders’. Zoals de vergeten B.B. Band, een groep uit Brabant die in 1981 een kleine hit had met ‘Stille Willie’, van de muzikale vrijbuiter Alfred Martens.
En in ’t schaarse maanlicht,
zag ik z’n vreemde ogen.
Hij vroeg me wie ik was,
en wat ik deed en wat ik dacht.
Hij staarde in ’t duister,
over ’t stuur gebogen.
En zei niet waar de reis,
naartoe ging die nacht.
Hij gaf me een sjekkie,
en zei ‘Ik heet Stille Willie’.
Ik vind altijd onderkomen,
ieder kent m’n naam.
En m’n wagen kent,
de wegen van de wereld,
En toen ’ie stopte zei die me,
waar ik heen moest gaan.
Dit is het verhaal van een lifter die midden in de nacht, midden in de regen, wordt opgepikt door een truckchauffeur met vreemde ogen, die zichzelf ‘Stille Willie’ noemt. De lifter heeft een paspoort en een slaapzak meegenomen en de stad en zijn vriendin achter zich gelaten. Op zoek naar een ander leven, op zoek naar wat geluk. De wagen lijkt zijn eigen weg te gaan, Stille Willie staart maar over het stuur in het duister. Hij hoort de lifter uit over wat die zoal heeft gedaan en zoal heeft gedacht, en daarna neemt de mysterieuze chauffeur een besluit. Ongevraagd brengt hij de lifter naar een verlaten kruispunt, waar in de vlakte een kleine kroeg staat. Een café waar niemand ooit teveel is en iedereen net genoeg. Willie geeft de lifter een tientje om een pilsje te gaan drinken, maar zelf blijft hij achter en verdwijnt.
Daar ginder bij dat kruispunt,
van die verlaten wegen.
Midden in de vlakte,
staat een kleine kroeg.
En geen truckchauffeur,
komt er ongelegen,
Je bent er nooit teveel,
je bent er net genoeg.
Hij zei ‘Ga daar maar heen,
en drink een pilsje op mijn kosten’.
En stopte onverwacht,
een tientje in m’n hand.
En doe ze maar de groeten,
zei die, van Stille Willie,
Dan ben je vast en zeker,
een welkome klant.
De eenzame lifter komt een ruimte binnen vol met mannen, met rook en bier en veel kabaal. Als hij aan de bar een pilsje bestelt, uit naam van Stille Willie, wordt het opeens doodstil in het lokaal. Dan blijkt iets wonderbaarlijks te zijn gebeurd, een grote zelfopoffering, het wonder van Stille Willie. Een verhaal dat je amper kunt geloven, behalve natuurlijk met Kerstmis. Ik kan u de afloop vertellen, maar veel beter is het als u het zelf beluistert.
Ronald van Raak haalde eerder muzikale herinneringen op in ‘Eenzame Kerst met André Hazes’ en ‘De vrijheid van de RK Veulpoepers BV’.