Opeen stak een storm van nationale verontwaardiging op. Een inwoonster van Wijdemeren met een bijstandsuitkering was door haar gemeente ‘betrapt’ omdat haar moeder iedere week boodschappen voor haar deed. Dat leverde jaarlijks zo’n 7.000 euro aan extra inkomsten ‘in natura’ op, zo berekende de gemeente, en dat had de mevrouw moeten melden.
De rechter gaf de gemeente gelijk: de mevrouw moest het geld terugstorten en kreeg ook nog een dikke boete. Een rekening van in totaal 10.000 euro boete lag op de mat. Spontaan werden crowdfundacties voor de gedupeerde mevrouw aangekondigd en zeiden advocaten gratis rechtsbijstand toe om de gemeente voor de rechter te slepen. Ook vanuit de Tweede Kamer klonken verontwaardigde reacties, zelfs van leden van coalitiepartijen. Hoe kil en onmenselijk kon je als gemeente zijn?! Kennelijk geschrokken door alle commotie kondigde de gemeente aan nog eens goed naar de zaak te kijken.
Dit soort sociale media stormen rond een individuele casus roepen altijd gemengde gevoelens op. Natuurlijk is het hartverwarmend dat zo veel mensen in het geweer komen voor wat aanvoelt als een raar en onrechtvaardig verhaal. Tegelijk weet je nooit precies wat er allemaal in het dossier zit en schuilt er bovendien een hoge mate van selectieve verontwaardiging in.
Je kunt ook zeggen dat deze mevrouw het nog heel goed heeft getroffen met haar moeder die, omgerekend, iedere week voor 135 euro aan extra boodschappen doneerde. Veel mensen in de bijstand moeten het zonder dat soort hulptroepen doen en met veel minder geld rondkomen. Wie bijvoorbeeld in de schuldsanering zit, krijgt iedere week zo’n 70 euro aan leefgeld. Niet alleen om eten en drinken mee te betalen maar voor alle uitgaven buiten de vaste lasten, dus ook kleding, een reparatie van de fiets, sanitaire middelen als tandpasta en zeep en een kaartje voor de bus. Met een gulle moeder die het dubbele aan boodschappen doneert, zouden zij spekkoper zijn. Vanuit dat perspectief is het opeens helemaal zo gek niet dat de gemeente Wijdemeren iemand aanspreekt die een behoorlijk voordeel heeft op andere mensen met een bijstandsuitkering, hoe begrijpelijk de verontwaardiging over zo’n dikke boete ook is.
Zeker na de toeslagenaffaire is het logisch dat er nu een stevig debat ontstaat wat we verstaan onder fraude met sociale uitkeringen en hoe gemeenten en andere instanties daarmee omgaan. De Tweede Kamer is daarbij wel wat hypocriet: de regels die de gemeente Wijdemeren hanteert, hebben ze niet zelf bedacht maar zijn door de regering en de Kamer samen opgesteld. Wanneer de Kamer het anders wil, moet ze ook naar haar eigen rol en mogelijkheden kijken. De rechter heeft niet voor niets de gemeente groot gelijk gegeven.
Het echte probleem is hoe we met mensen omgaan die, zeker wanneer dat buiten hun schuld gebeurt, langdurig in zo’n kwetsbare positie verkeren. De bijstand is bedoeld als een tijdelijk vangnet voor mensen die even niet op eigen benen kunnen staan. Dat is bewust een hele sobere regeling wanneer je echt op geen enkele andere manier aan geld kunt komen. Lukt het toch om wat extra geld te krijgen, bijvoorbeeld door een moeder die met boodschappen langs komt, dan word je op je uitkering gekort. Dat is niet leuk maar wel zo rechtvaardig voor alle andere mensen die (volledig) van de bijstand afhankelijk zijn.
Alleen is de bijstand niet geschikt om langdurig van rond te komen. Het Nibud heeft berekend dat wanneer je langer dan zeg zes maanden in de bijstand zit, je onvermijdelijk vastloopt. Bijvoorbeeld omdat de vaste lasten in een gemiddeld huishouden gewoon te hoog zijn. Een onverwachte uitgave, zoals een kapotte wasmachine of een belastingaanslag van de gemeente, laat de breekbare balans meteen omslaan in een onoverkomelijk probleem. Mensen gaan schuiven met posten, lopen daardoor extra kosten op omdat er opeens een deurwaarder aanbelt of steken zich in schulden die ze op den duur niet meer kunnen betalen. Je duikt dan echt onder de armoedegrens en dat is iets wat we voor niemand in Nederland willen.
De simpele oplossing lijkt om dan maar alle bijstandsuitkeringen omhoog te doen. Toch is dat een schijnoplossing. Het gaat niet om een tientje meer of minder. Mensen die structureel te weinig geld hebben om rond te komen, hebben bijna altijd veel meer dan alleen financiële problemen. Zij gaan bijvoorbeeld steeds ongezonder leven, omdat slecht eten nu eenmaal goedkoper is dan een gezonde maaltijd. Zij houden ongezonde gewoonten als roken en (te) veel drinken in stand vanwege de stress door hun geldproblemen. Zij gaan bij gezondheidsklachten een bezoek aan de huisarts mijden omdat ze niet het eigen risico kunnen betalen wanneer er wordt doorverwezen naar het ziekenhuis. Dat ook kinderen de dupe zijn omdat er geen geld is om dagelijks volgens de ‘schijf van vijf’ te koken of een sport te kunnen betalen, kan iedereen op zijn vingers natellen. Zij doen het vaak ook slechter op school vanwege de situatie thuis en staan dus al op dikke achterstand in de rest van hun leven.
Kortom, armoede is niet alleen een financieel probleem maar zorgt ook voor gezondheids- en andere problemen. Uit onderzoeken blijkt dat mensen aan de onderkant van de samenleving gemiddeld tien jaar eerder dood gaan. Dat is het échte verhaal over armoede in ons land.
Waar we mee moeten ophouden, is doen alsof iedereen in de samenleving in staat is om zelfredzaam te zijn en verantwoordelijk is voor haar of zijn eigen leven. Het lukt sommige mensen simpelweg niet om op eigen benen te staan. Dat kan ook met (onderliggende) problemen te maken hebben zoals een geestelijke en/of fysieke beperking. Voor die mensen is een vangnet nodig dat niet alleen bestaat uit het maandelijks storten van een geldbedrag (ongeacht de hoogte ervan). Zij hebben, net als wij allemaal, een basis nodig om gezond te kunnen leven. Geld is daar maar een onderdeel van. Het gaat ook om de ondersteuning om verstandige keuzes te maken en zo nodig die keuzes over te nemen wanneer mensen daartoe zelf niet in staat zijn. Maar het gaat ook om hoe wij de samenleving inrichten, bijvoorbeeld door gezond eten en leven goedkoper te maken en ongezonde levenskeuzes financieel te ontmoedigen.
Wanneer we zien dat mensen die het toch al krap hebben veel te veel geld kwijt zijn aan een levensgevaarlijke rookverslaving of het dagelijkse kratje bier dan zou het even belachelijk zijn om hen meer geld te geven als om te zeggen dat dat nu eenmaal hun eigen keuzes zijn. Zij moeten geholpen worden om gezond te leven. Niets doen omdat we niemand willen betuttelen, is pas echt asociaal.
Mensen die in structurele armoede verkeren, helpen we niet door ze meer geld toe te steken noch door voortdurend te controleren of ze niet frauderen. Ook torenhoge boetes opleggen die niets oplossen maar problemen alleen verergeren, slaan nergens op. Een samenleving waarin kwetsbare groepen geholpen worden om overeind te blijven, vraagt wél veel meer dan een rechtvaardig uitkeringsstelsel. De groeiende kloof in de samenleving tussen mensen die het redden en mensen die onderuit gaan, heeft steeds minder met geld en steeds meer met gezondheid te maken. Dáár zouden we het over moeten hebben.
Iedere dokter weet: je kunt een probleem pas aanpakken wanneer je de goede diagnose stelt. Heel hard boe roepen, helpt niemand verder.