Het terugtreden van Lodewijk Asscher verdient niets dan hulde. Niet alleen omdat de oud-minister van sociale zaken op deze manier verantwoordelijkheid neemt voor zijn rol in de toeslagenaffaire, maar ook omdat zijn keuze een cultuurbreuk kan betekenen met de ‘sorry-democratie’. Deze term is volgens mij ooit gemunt door Jan Marijnissen, in zijn boek Effe dimmen! (1998), waarin de SP-leider schreef over ‘de geboorte van de sorry-democratie’. D66-minister Hans Wijers van economische zaken had de Tweede Kamer jarenlang verkeerd geïnformeerd en was bereid verantwoordelijkheid te nemen, door het parlement zijn excuses aan te bieden, maar verder gewoon te blijven zitten. Het werd een gewoonte in de paarse kabinetten van Wim Kok en ook daarna. De afgelopen vijftien jaar heb ik in de Tweede Kamer ministers zó vaak ‘sorry’ horen zeggen, zonder consequenties.
Lodewijk Asscher doet dat nu wél, zelfs jaren na zijn ministerschap. Eind november werd de PvdA-leider ondervraagd over zijn rol in de toeslagenaffaire, voor de parlementaire onderzoekscommissie. Daar verklaarde de oud-minister hoe hij destijds brieven van slachtoffers naast zich neer had gelegd en bleef vasthouden aan intimiderend en discriminerend overheidsbeleid, waarbij de rechtsstaat werd geschonden en een heksenjacht plaatsvond op onschuldige mensen. Ruim een week geleden werden we nog onaangenaam verrast door een bericht van Lodewijk Asscher bij de NOS, waarin hij stelde zichzelf bij uitstek geschikt te vinden om het vertrouwen van de burgers in de overheid te herstellen. Dat was de oude reflex van de ‘sorry-democratie’, wél excuses aanbieden maar ook blijven zitten, met het argument dat jij nu eenmaal het beste in staat zou zijn om problemen op te lossen.
Het paste bij de bestuurlijke moraal die ik in Den Haag heb leren kennen, de neoliberale overtuiging dat alles goed is zolang je er maar mee wegkomt. Als je tegen de lamp loopt zeg je ‘sorry’ en ga je gewoon weer door. PvdA’ers heb ik vlak voor deze verkiezingen vaak ‘sorry’ horen zeggen. Voor het sluiten van de sociale werkplaatsen, of de afschaffing van de studiebeurs. De verhoging van de pensioenleeftijd, of de crisisaanpak in Groningen, om er maar een paar te noemen. Het is begrijpelijk dat bestuurders fouten maken, maar het is kwalijk als ze daar gewoon mee wegkomen, al is het maar omdat de politiek anders ook niets leert. Het gaat er niet om dat je ergens mee wegkomt, maar dat je verantwoordelijkheid neemt. Het besluit van Lodewijk Asscher om terug te treden verdient dan ook hulde, maar vooral navolging. Omdat bij de toeslagenaffaire veel meer mensen zijn betrokken.
‘In het normale intermenselijke verkeer is het aanbieden en aanvaarden van excuses de normaalste zaak van de wereld. Maar dat normale intermenselijke verkeer is niet te vergelijken met het verkeer tussen Kamer en kabinet. De Kamer, de volksvertegenwoordiging, is immers controleur van de regering en dient er op te kunnen vertrouwen dat de informatie van het kabinet aan de Kamer correct is’, schreef Jan Marijnissen in zijn analyse van de geboorte van de ‘sorry-democratie’. Ik hoop van harte dat de stap die Lodewijk Asscher vandaag heeft genomen ook het einde inluidt van deze neoliberale bestuurscultuur. Na Asscher zijn de ogen nu gericht op de andere betrokkenen, zoals minister Wiebes en premier Rutte. Sorry zeggen is niet genoeg, bij spijt hoort deemoed. En verantwoordelijkheid nemen. De ‘sorry-democratie’ heeft het vertrouwen van mensen in de politiek alleen maar aangetast.
Ronald van Raak schrijft regelmatig over de verkiezingen van 17 maart. Over de macht van de Eerste Kamer, de praktijk van de partijdemocratie, het vreemde referendum van de VVD, de leugens van de rijksvoorlichtingsdienst, de hardleersheid van Jesse Klaver en de heldere ideologie van Mark Rutte.