Te pas of niet te pas? In Nederland maakt de coronapas al enige tijd deel uit van het dagelijkse leven, maar in Vlaanderen werd ze recent ingevoerd. De coronapas dient in de eerste plaats om de vaccinatiegraad op te krikken. Uit de eerste cijfers blijkt immers dat niet-gevaccineerden tot tien keer vaker in het ziekenhuis belanden dan gevaccineerden. Ipso facto hebben we dus nood aan maatregelen die focussen op de ongevaccineerden. Logisch, toch?
Niet in België. Hier wordt de goede leerling van de klas, namelijk Vlaanderen met een vaccinatiegraad van boven de 90 procent, gestraft voor de ondermaatse vaccinatiegraad van de slechte leerling, namelijk Brussel. In Brussel geldt de coronapas dan ook al even – vooralsnog zonder impact op de vaccinatiecijfers. Bovendien blijkt uit onderzoek dat drie op de vier Brusselse cafés de coronapas niet controleren. Daarnaast is een coronapas niet zaligmakend. Het is niet omdat ik een coronapas kan voorleggen dat ik niet besmet ben en anderen dus niet kan besmetten. Het is zoals een SOA-test van drie maanden geleden voorleggen aan je nieuwe bedpartner.
Laten we wel wezen, de parameters die er echt toe doen: de draagkracht van de ziekenhuizen, het aantal ernstig zieken en het dodental zijn niet van die aard dat ze een ‘noodtoestand’ rechtvaardigen. Dat wil niet zeggen dat we nu massaal op feestvakantie moeten vertrekken, omdat iets mag wil dat niet zeggen dat je het ook moet doen. Je gezond verstand gebruiken is niet alleen een individueel recht, maar ook een maatschappelijke plicht.
Het wil wél zeggen dat de beleidsmakers het navelstaren en de symboolpolitiek moeten overstijgen. Een coronapas voorleggen bij massa-evenementen is een open deur intrappen, maar het is toch ontluisterend hoe makkelijk we fundamentele vrijheden en grondrechten opzijzetten om toch maar op café te kunnen? Prudentia is op zijn plaats, maar ik hecht ook veel belang aan onze liberale democratische rechtstaat en daarbij is ieder woord van belang. Ik zal wellicht klinken als een conservatieve scherpslijper, maar wanneer de angst zijn intrede doet verdwijnt de ratio door de nooduitgang.
Recente peilingen geven aan dat voor een kwart van de Belgen de parlementaire democratie op de schop mag. Meer dan één op de drie zou liever geregeerd worden door één machtige leider. Maatregelen die door een op angst gebaseerde politiek worden genomen worden zelden teruggedraaid. Als de geschiedenis ons iets leert is het dat wel. Denk maar aan de terrorismemaatregelen van een aantal jaren terug. Toen werd de aanhoudingstermijn in België verlengd van 24 naar 48 uur, volledig terecht gezien het toenmalige klimaat. Echter, die verlengde aanhoudingstermijn wordt vandaag de dag ook gebruikt voor kleine criminaliteit.
In het essay Epidemie als politiek vraagt de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben zich dan ook af wat de waarde is van een samenleving die overleven als enige en absolute waarde hanteert? Hij schrijft over de ‘coronauitzonderingstoestand’ als progressieve natte droom waarbij een politieke macht actief ons leven wil vormgeven:
“Een norm die vraagt om het goede op te geven om het goede te redden, is net zo tegenstrijdig als een norm die, om de vrijheid te beschermen, vergt dat men de vrijheid opgeeft.”
Politici lopen met Orwells 1984 onder de arm, maar hebben ze het boek ook onder de knie? Lezen ze het als waarschuwing of als handleiding? De nulrisicomaatschappij – waarbij regelneven de ‘snel’ uit de autosnelweg hebben gehaald en ons een schuldgevoel aanpraten wanneer we citytrippen, roken, bourgondisch eten en vrijen en wijnen – kent zijn eigen zondeval. Of het aan de feminisering van de samenleving ligt weet ik niet, maar wat ik wel weet is dat het recht op gezondheid verworden is tot een verplichting tot gezondheid. Wetenschap neemt vandaag de plaats van religie in en plaatst ons, in Foucaultiaanse zin, onder ‘zachte dwang’. De geneeskunde als wetgever zorgt niet voor een goede gezondheidszorg, maar wel voor onaanvaardbare vrijheidsbeperkingen.
De (on)zin van een vaccinatieverplichting laat ik nog in het midden, maar het paniekvirus heeft ons duidelijk in zijn greep. Tegengif tegen het zaadje van de angst biedt de Franse essayist Montaigne ons:
“Wij weten niet waar de dood ons opwacht, laten wij hem dus overal verwachten. Je instellen op de dood is je instellen op de vrijheid. Als je geleerd hebt hoe je sterven moet, heb je afgeleerd slaaf te zijn.”
Hoe meer maatregelen je onderneemt tegen de bron van de angst, hoe meer de angst je leven domineert. Angst is namelijk het omgekeerde van de nietzscheaanse wil tot macht. We laten ons te gemakkelijk in slaap wiegen door de schijnzekerheid van de beleidsmatige Pavlovreflex om in de nasleep van een ramp meer protocollen, controle en finaal méér bureaucratie te installeren. De door angst gedreven mens is in staat om alles wat het leven de moeite waard maakt op te geven. We hebben ons het idee laten aanpraten dat we de kwaliteit van het leven moeten omruilen voor de kwantiteit. Uitzonderlijke omstandigheden vergen uitzonderlijke maatregelen, maar dat betekent niet dat de rechtsbeginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en legaliteit niet meer van belang zijn.
Tijdens deze pandemie overschreden we als samenleving meermaals de grens tussen mensheid en barbarij. We lieten mensen in eenzaamheid sterven en ontnamen de nabestaanden het recht op een menswaardig afscheid. Wanneer we het leven onderwerpen aan de statistiek vervellen we onvermijdelijk tot een zuiver biologisch lichaam. Geneeskundigen willen mensen zo lang mogelijk in leven houden en reduceren het lichaam tot louter biologische functies. De democratie is echter een collectieve zoektocht naar de cultivering van het goede leven. Des te gevaarlijker is het om artsen en wetenschappers te belasten met beslissingen van ethische en politieke aard.
Vier het leven, het is sterker dan de dood!
Lees ook: Tussen galg en gele ster: waarom je toch maar liever zwijgt over de QR-maatschappij
Lees ook: Ongevaccineerd Rusland balanceert op randje corona-afgrond, coronadoden stapelen zich op