Het is feest: D66 is 55 jaar. Een prachtige leeftijd voor een partij die al meerdere keren dood is verklaard en steeds weer uit haar eigen as herrees. Het is de aanleiding voor een dik wetenschappelijk boek: Tussen bestormen en besturen: 55 jaar D66 in de Nederlandse politiek. Doorwrocht wetenschappelijk werk, dit keer onder de bezielende leiding van onder andere Coen Brummer, de baas van het wetenschappelijke D66-bureau.
Er ontbreekt iets. Dit boek trapt veel open deuren in. We leren bijvoorbeeld hoe D66 begon als een soort vernieuwingsbeweging en zich langzaam ontwikkelde tot een partij met een eigen ideologie: het sociaal-liberalisme. We leren dat D66 een partij is voor hoger opgeleiden in de grote steden en dat sommige leiders succesvoller waren in het enthousiasmeren van de achterban dan andere. Een mooi overzicht, maar tot een echt diepgaande analyse van D66 komt het niet. Waarom blijft een raadsel.
We denken terug aan een D66-congres van een paar jaar geleden. Het ging over referenda. Een prachtig middel om burgers meer invloed op het bestuur te geven. Een liberale partij zou er nauwelijks tegen kunnen zijn, zou je denken. D66 was in de begindagen ook voor, maar tegenwoordig ligt dat helemaal anders. De ene na de andere spreker kwam op het congres vertellen over gewenste beperkingen aan het referenduminstrument, namelijk dat niet alle onderwerpen referendabel moeten zijn en dat zo’n raadpleging ook aan allerlei criteria moet voldoen. Geen seconde had je het idee dat dit een middel is wat D66 echt wil inzetten.
Het is niet zo moeilijk te bedenken waarom D66 niet meer zo enthousiast is over referenda en zelfs de geschiedenis ingaat als de partij die het raadgevend referendum heeft afgeschaft. Partijen als de PVV hebben gewoon gelijk: referenda leveren in de regel vanuit D66-perspectief verkeerde beslissingen op. Een ‘nee’ bijvoorbeeld over de EU-samenwerking met Oekraïne of een negatief oordeel over Europese verdragen. Ook zijn veel burgers tegen open grenzen en daar is D66 dan weer voor en dus laat het zich raden of de partij een referendum over migratie verstandig vindt.
Dat zie je bij D66 wel vaker, bijvoorbeeld bij het beleid over orgaandonatie. Het is een ellendig onderwerp aangezien er al decennia een orgaantekort is. D66 kwam met een initiatief om de logica van orgaandonatie om te draaien. Mensen moeten niet meer expliciet zeggen dat ze donor willen zijn, ze moeten expliciet zeggen dit niet te zijn. Het schijnt meer organen op te leveren en hoewel dat positief is, verdraagt dit zich toch slecht tot de verantwoordelijke burger die zelf zijn eigen keuzes maakt. D66 is daar niet voor, want de burger maakt de verkeerde.
Recent zien we dit ook bij corona. Het liberale principe zou moeten zijn dat burgers zelf kiezen of ze een vaccin nemen. Dat is bij uitstek een vrije, eigen keuze. Maar D66 is voor maatregelen die de keuzevrijheid beperken en de druk op niet-gevaccineerden maximaal doen toenemen, bijvoorbeeld door steun aan de corona-toegangspas in combinatie met een stevige eigen bijdrage voor een corona-test. De logica is hier onmiskenbaar hetzelfde als bij referenda en orgaandonatie: de burger maakt in volledige vrijheid keuzes die D66 niet zinnen. Dan is de partij opeens niet meer liberaal, eerder paternalistisch.
In Tussen bestormen en besturen lezen we niets over deze draai. Op basis van dit boek kunnen we daarom alleen speculeren over het waarom ervan. Er is een aannemelijke verklaring: D66 is meer dan ooit een partij voor hoger opgeleiden. Zij denken heel goed te weten wat het beste is voor iedereen en dan doen allerlei individuele keuzes van de rest van Nederland pijn. Eigen keuzes maken is heel wenselijk bij D66, zolang ze maar door de eigen groep worden gemaakt. Anders moeten ze worden beperkt.
Dit boek levert een extra reden op om te denken dat dit klopt: D66 is niet alleen hoog opgeleid, de partij is ook stuitend arrogant. Dat lezen we in het hoofdstuk wat waarschijnlijk de minste lezers zal trekken, maar wat tegelijk het meest veelzeggend is: de allianties die D66 in het Europees Parlement sloot. De partij kwam in Brussel aangelopen met het idee zo belangrijk te zijn dat men de bestaande samenwerkingsverbanden in het Europees Parlement wel even zou opschudden. Het lag nogal voor de hand dat heel Brussel de partij erom zou uitlachen. En zo ging het dus ook.
Dezelfde arrogantie gaat tot op de dag van vandaag door. Recent wilde de Amsterdamse lijsttrekker Reinier van Dantzig huizen zonder keuken, omdat er nu eenmaal woningnood is. Bij D66 weet men dat de eigen kiezers altijd wél een huis met een keuken zullen hebben. Je kunt de rest van Nederland dus rustig voorschrijven met minder genoegen te nemen. Normale mensen zouden zo’n idee direct afserveren, maar D66 verdedigt het gewoon. Terecht gaan overal alarmbellen af, want Nederland stikt tegenwoordig van dit soort hoogopgeleiden, dus lagere inkomens moeten wel degelijk voor hun keuken vrezen.
Leuk idee voor het wetenschappelijke D66-bureau: een onderzoek naar de diepere oorzaken van deze paternalistische draai.
Lees ook: Chris Aalberts – Vanuit de luwte werkt JA21 aan een doorbraak en die lijkt niet onmogelijk
Lees ook: Chris Aalberts – De kijkers van de Sid Lukkassen-seksfilm zijn geen haar beter dan de makers