Hoe zit het tegenwoordig met de vrouwen? Nou, die hebben het moeilijk. Hun borsten hangen te laag, ze lijden aan urineverlies en ze zijn ten prooi aan geestelijke verwarring. Soms kunnen ze geen onderscheid meer maken tussen hun kop en hun kont, lopen ze rond als onthoofde kippen en roepen ze om hulp en die hulp moet natuurlijk komen van de mannen, want vrouwen die andere vrouwen uit de nood kunnen helpen die zijn bijna niet te vinden.
Waarom zijn de vrouwen in onze tijden zo slap, zo futloos, zo van de kook, zo onnozel, zo naïef, zo onbruikbaar, en zo stom als het achtereind van een kalkoen? Dat komt door het eenentwintigste eeuwse feminisme. Dat is in handen van lelijke wijven met grijs schaamhaar, mee-eters op hun neusvleugels, een bruine streep in hun onderbroek en beschikkend over diploma’s die nul komma nul waard zijn, zoals master in vrouwenstudies, bachelor in de analyse van de kut, en een professoraat in het verband tussen de ongesteldheid van vrouwen en de stand van de maan ten opzichte van een paraplubak in Spijkenisse. Vroeger had je tenminste nog leuk feminisme, dat de vrouwen iets bijbracht, waardoor de vrouwen er beter van werden en waarbij de intrinsieke waanzin van het oestrogeen wijselijk onbesproken bleef.
Ikzelf ben een jongeman die geboren en getogen is in het Oost-Vaamse Hamme en daar was m’n grootmoeder Maria een van de eerste feministen die ze daar ooit gekend hadden. Zij pleitte ondermeer voor het recht van de vrouw om een sigaret te roken terwijl ze een brommer bestuurt. Want let op, in de jaren zestig van de twintigste eeuw lag het bij lange niet voor de hand dat een vrouw op een brommer reed. Integendeel, als er een vrouw op een brommer passeerde werd ze nageroepen met termen als ‘Vuile hoer!’, ‘Dikke zeug!’ en ‘Manwijf van m’n kloten!’
Het spreekt vanzelf dat m’n grootmoeder zich een brommer aanschafte, een Zündapp, en daarmee heel Hamme doorkruiste. Als iemand riep: ‘Vuile hoer!’, dan stopte ze, liep naar degene die had geroepen en sloeg die neer met een rechtse hoek. M’n grootmoeder was immers een geoefende straatvechter, wat haar ondermeer te pas was gekomen in de Tweede Wereldoorlog, toen ze, vermomd als Pietje de Dood, in de nachtelijke straten van Hamme Duitse soldaten neerknuppelde, bewerkte met een mes en zelfs in brand stak. Dan liep er zo’n eenzame Duitse soldaat over de Veldstraat in Hamme, een liedje zingend over z’n mutti in de heimat en dan sprong m’n grootmoeder te voorschijn uit een donkere hoek, goot ze benzine over de mof en stak ze er de fik in.
Maar goed, twintig jaar later reed ze, met een sigaret in haar mondhoek, van hot naar her, mepte ze antifeministen tegen de vlakte en ging ze op bezoek bij Schele Gonda, met wie ze lesbische seks beleefde. M’n grootmoeder was heteroseksueel, maar ze was van mening dat een vrouw die het feminisme tot op de bodem van het glas wilde ledigen, ook aan lesboseks moest doen. Ze riep een prijs in het leven, De Prijs Voor De Beste Vrouwelijke Beffer, en drie keer na elkaar won ze die zelf. De vierde keer werd hij gewonnen door Sonja Draelinck, een twaalfjarig schoolmeisje met een tong van veertien centimeter.
Ik bedoel, in die tijd zaten de feministen vol pit, energie, goeie ideeën en wilde plannen. De feministen van vandaag kunnen er een paar lesjes van leren. Overigens behoren tot die huidige feministen ook vele mannen, onder wie ikzelf. Volgens m’n vriendin heb ik zelfs al negen keer de prijs voor de beste mannelijke beffer gewonnen. Vanavond zal ik m’n best doen om die prijs voor de tiende keer te binnen te halen.
Lees ook van Herman Brusselmans: