VPRO Tegenlicht is één van de weinige programma’s waar je een NPO voor nodig hebt. En waar ook – in tegenstelling tot sport, entertainment en talkshows, die ons linksom of rechtsom tóch wel bereiken – min of meer terecht belastinggeld naartoe gaat. Tegenlicht is een herhaalde poging ‘de stand van de wereld’ op een begrijpelijke en esthetisch verantwoorde manier de huiskamer in te krijgen, dat wil zeggen: niet op een gortdroge Nieuwsuur-manier, maar meer op z’n Uur-Van-De-Wolf’s, met geile camerastandpunten. Zo herinner ik me een Tegenlicht-aflevering met de Braziliaanse miljardair en semi-anarchist Ricardo Semler wiens kapitale stulpje met een onmiskenbaar gevoel voor stijl in beeld werd gebracht, waardoor zijn theorieën over arbeiderszelfbestuur ook net een tikkie geloofwaardiger overkwamen dan ze misschien waren.
In de nieuwste aflevering van Tegenlicht, genaamd ‘Digitale Detox’, blijven we wat camerastandpunten betreft dichter bij huis, in een Amsterdamse kroegomgeving om precies te zijn. In die setting mag filosoof en schrijver Hans Schnitzler, internetscepticus van het eerste uur, proberen het zijns inziens dubieuze wereldbeeld bekritiseren dat techreuzen als Facebook, Google, Tesla, Amazon en Apple aan ons opdringen. Een wereldbeeld waarin het, puur binair, alleen nog om connectiviteit en eentjes en nulletjes draait en we onszelf, de mens, laten reduceren tot een verzameling ‘datapakketjes’. Iets waar Hans Schnitzler, uit naam van ‘humane waarden’, mordicus tegen is. Hij gaat nog nét niet zover te beweren dat Jeff Bezos, Mark Zuckerberg en Elon Musk een nieuw soort fascisme aan het optuigen zijn, maar veel scheelt het niet.
Zoals het een beetje filosoof betaamt, blijkt Schnitzler een arsenaal aan pompeuze zinnen in zijn achterzak te hebben. Als we geen rem zetten op de verbindingsgekte in zogenaamde smart cities zitten we volgens Schnitzler straks opgescheept in mensonvriendelijke omgevingen met ‘een beestenbende aan slimme apparaten’. Om ons als mensheid aan de datahonger van de techreuzen te onttrekken moeten we, aldus Schnitzler, ‘nieuwe waardenregisters’ zien te ontwikkelen. Om geen willoos voer voor algoritmes te worden, dienen we ‘de frictie in onszelf op te zoeken’. En als klap op de vuurpijl stelt hij voor de ooit als ‘disruptors’ bekend staande techreuzen nu lekker ‘terug te gaan disrupten’.
De grote vraag die boven de verzetshaard Hans Schnitzler blijft hangen, en die hijzelf ook met enige angst aan zichzelf stelt, is of al die nogal salonachtige argumenten tegen de nieuwe datagiganten nog wel enig gewicht in de schaal leggen. Kortom, of we, in de wrede bek van de Google’s starend, niet tot de conclusie moeten komen dat we onze ziel allang verkocht hebben. Misschien wel te beginnen bij het klakkeloos accepteren van een coronapas.
Ook op het individuele niveau heeft Schnitzler tot slot nog een (licht wanhopige) verzetsdaad in de aanbieding: zet je smartphone een week uit, of leg ‘m in een la, ‘en kijk eens hoe je je dan voelt’.
Lees ook van Hans van Willigenburg: