In mijn klinische praktijk als orthopedagoog kreeg ik vaak zogenaamde ADHD-kinderen in behandeling. Dat waren altijd jongetjes. De ouders vroegen wanhopig mijn hulp omdat ze door de school onder druk werden gezet om hun kind ritalin te laten slikken. Ik stelde toen vaak voor het kind over te plaatsen naar een klas met een mannelijke leerkracht. Einde ADHD. Een man weet zo’n drukke, hyperactieve kereltjes wel aan te pakken. Vrouwen kunnen daar minder goed tegen, worden hysterisch als niets blijkt te helpen waardoor het jongetje nog drukker gaat reageren.
In België ben ik directeur geweest van een jeugdgevangenis voor meisjes. Naast de psychiater die twee middagen in de week kwam, was ik daar de enige man. Volgens de toenmalige wetgeving mocht geen mannelijk personeel voor de vrouwengevangenissen worden aangeworven. Het gemiddeld aantal ziekteverloven per jaar was 65 dagen, zwangerschapsverloven inbegrepen. Als hun kind ziek was, melden zij zich uit noodzaak ook ziek want wie moest anders voor het kind zorgen.
Op een dag hadden zoveel groepsleidsters zich ziek gemeld dat ik er alleen voor stond, samen met een 69-jarige verpleegkundige die daar was blijven hangen omdat er geen plaatsvervangster gevonden kon worden. Ik vertikte het om andere personeelsleden op te trommelen, want dan zijn diegenen die nooit ziek zijn altijd de klos. Ik loste het probleem op door de meiden te laten uitslapen totdat de leraressen zouden komen in de hoop dat er geen opstand zou uitbreken want nogal wat meiden in die gevangenis waren erg agressief. Het liep goed af. Voor mij was dit de druppel die de emmer deed overlopen. Ik solliciteerde met succes op een baan in Amsterdam en kreeg daar asiel.
Als hoogleraar had ik een project voor innovatie in de jeugdzorg. Het team van dit project bestond uitsluitend uit vrouwen. Zij waren zeer geëngageerd en behaalden puike resultaten in de behandeling van de meest problematische gezinnen. Als er echter een teamlid was dat door de anderen niet werd aanvaard, dan was er geen houden aan. Die werd geniepig weggepest tot zij huilend vertrok. Onder mannen zouden we in alle openheid eens flink met elkaar ruzie maken en daarna zand erover.
Begrijp me niet verkeerd. Persoonlijk vind ik de vrouwenemancipatie een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de vorige eeuw en er is nog veel werk aan de winkel. Ik heb in mijn 50-jarige carrière het geluk gehad te mogen samenwerken met vrouwen die vol enthousiasme hun werk deden en uitermate betrouwbaar waren. Vrouwen zijn vaak moediger dan mannen en ze hebben meer uithoudingsvermogen. Het probleem dat ik hier wil aankaarten is de neiging van vrouwen om emoties op overdreven wijze te laten meespelen in de relaties. Er moet uiteraard voldoende aandacht zijn voor de emoties, maar als iets tegenzit, – zoals het niet te controleren gedrag van een ADHD-kind of een frustrerende karaktertrek van een collega – dan leidt een emotionele benadering tot wrok en haat.
Het meest trieste voorbeeld hiervan maakte ik mee in een project voor de kinderbescherming. In een bepaalde gemeente waren alle officieren van justitie en de kinderrechters van vrouwelijke kunne. Ik kreeg vooraf een lijst van de harde kern jongeren die ik met mijn team in behandeling zou nemen. Die lijst bestond uit 40 criminelen waarvan 38 van allochtone afkomst. Dit laatste vond ik verdacht, want in die gemeente was het aantal niet-westerse bewoners minder dan 10 procent.
Toen ik de strafregisters raadpleegde ontdekte ik tot mijn grote verbazing dat bij meer dan de helft er geen sprake was van ernstige delicten of van recidivisme. Een Marokkaanse jongen stond op die lijst omdat hij twee jaar geleden het hek van een weide had geopend waardoor de koeien konden ontsnappen. Een andere jongen kreeg voor een diefstal een huisarrest na de schooluren van twee jaar. Die jongen en zijn ouders werden er gek van. Die meedogenlozen aanpak van de kinderrechters en officieren van justitie is wellicht te verklaren omdat ze te emotioneel reageerden op de overlast die allochtonen jongeren in de wijken veroorzaakten.
Toen ik dit aankaartte ontstond een ware hetze tegen mijn team. Alles werd uit de kast gehaald om ons te dwarsbomen. Voorstellen om bijeen te komen om tot een vergelijk te komen werden botweg geweigerd. Uiteindelijk moest ik opgeven, want tegen de rechterlijke macht valt weinig in te brengen. Dat de kinderrechters en de officieren van justitie hier op verdoken wijze een racistisch en onnodig repressief beleid voerden mocht blijkbaar niet bekend gemaakt worden. Ik heb vaak gewerkt met kinderrechters en ben er zeker van dat met mannelijke kinderrechters een constructieve samenwerking tot stand gekomen zou zijn.
Wat is de conclusie van deze ervaringen en wat zou dit kunnen betekenen voor de politiek? Het gaat mij niet om stereotiepe beelden van de vrouw of de man. Ik heb het liever over het vrouwelijke en het mannelijke, want er zijn mannen die erg emotioneel zijn en vrouwen die even zakelijk en afstandelijk zijn als mannen. Als we echter een vrouwenquotum instellen van hoogstens 30 procent, dan zal het zakelijke, objectieve en logische het overwicht hebben op het emotionele en subjectieve zonder dit laatste uit te sluiten.
In mijn klinische praktijk leerde ik ouders en leraren op een afstandelijke en meer objectieve manier te kijken naar het probleemgedrag van het kind. Met deze houding worden oplossingen makkelijker gevonden. In de politiek zal dit evenzeer gelden, vandaar mijn pleidooi om de vrouwen in een minderheidspositie te houden.
Lees ook van Juliaan van Acker: