Door Arthur van Amerongen – Ik zag deze week een verhaaltje op de website van de onvolprezen Algarve Specialist (ik dacht altijd dat ik dat was, maar goed) en dat bleek een pleidooi te zijn voor het reizen per trein naar Faro. Leest en huivert!
“Als je van plan bent om naar de Algarve te reizen en je vindt duurzaam reizen belangrijk of je houd wel van een avontuurtje, dan wil je misschien wel weten: Kan je per trein naar de Algarve reizen? Het idee is niet zo gek. Naast dat je meer van de omgeving kan genieten en de polders langzaam ziet veranderen in bossen, bergen, vlaktes en uiteindelijk blauwe oceaan, zal ook je CO2 uitstoot een stuk lager liggen. Dit zijn twee redenen waardoor steeds meer mensen tegenwoordig voor de trein kiezen in plaats van een vliegende stalen koker. Bovendien heb je in langeafstandstreinen vaak veel meer beenruimte, kan je lekker door de trein lopen en, als deze er is, kan je in de restauratiewagen een hapje doen. Maar is dat mogelijk als je naar de Algarve wilt? In dit artikel duiken we in op de vraag: Met de trein vanuit Nederland naar de Algarve – kan dat? En zo ja: hoe?”
Ik kom zo terug op het kostenplaatje, maar eerst even terug in de tijd met nonkel Tuur.
In 1980 bezocht ik Portugal voor het eerst. Samen met George Klos, die ik had ontmoet tijdens mijn volkomen mislukte avontuur op de toneelschool in Kampen, reisde ik met een Interrail-kaart via Griekenland naar Spanje en Portugal en uiteindelijk naar Stockholm, naar een scharrel die ik in Athene had ontmoet. We sliepen in stinkende coupés en halverwege de Balkan dreven de drollen door de trein.
Toen we in Huelva in Andalusië aankwamen, waren we tot op het bot vervuild. Daar namen we de bus naar het schattige Spaanse grensstadje Ayamonte en vervolgens het pontje naar Vila Real de Santo António. Nadat begin vorige eeuw de spoorlijn van Faro naar Vila Real de Santo António was geopend, werd geprobeerd een aansluitende verbinding met Spanje te maken zodat de reis tussen Lissabon en Sevilla sneller kon.
Het treinstation van Vila Real de Santo António lag te ver van de kade met de veerverbinding naar de overkant, dus werd het spoor doorgetrokken naar een tweede station aan de rivier, naast het douanegebouw. Daar zat ook een uitkijkpost van de gevreesde agenten van de PIDE, niet het Turkse brood maar de Polícia Internacional e de Defesa do Estado, de geheime dienst van Salazar. Zo konden ze het bootverkeer over de rivier controleren.
Het spoortje tussen Vila Real de Santo António en Vila Real de Santo António-Guadiana was nog geen kilometer lang en werd in 2015 gesloten. Het dok met het verlaten stationnetje is nu een symbool van het verval van het havengebied. Het spoorbaantje dat de twee stations met elkaar verbond, is verdwenen en het oude traject overwoekerd met onkruid. Door de opening van de brug over de Guadiana in 1991 verminderde het aantal passagiers op de boten met 90 procent.
Portugal zat nog niet in de Europese Unie en was een soort exotisch Oostblokland met zon, strand en heel veel palmen. De uit tropisch Azië afkomstige palmkever, verantwoordelijk voor de massale vernietiging van de schitterende dadelpalmen in Portugal, was nog niet gearriveerd.
Boze tongen beweren dat de palmen van een Arabisch paviljoen op de wereldtentoonstelling in Sevilla in 1992 verantwoordelijk waren voor de invasie van het Iberische Schiereiland door deze snuitkeversoort, maar vooralsnog beschouw ik die zware beschuldiging als islamofobisch.
Ik herinner me van mijn eerste kennismaking met Portugal vooral de spotgoedkope drank in de ongezellige kroegen met keihard neonlicht, schetterende televisies en norse inheemsen. George en ik zaten nog in de punkfase en dansten in boerendisco’s de pogo of althans de Kampense versie daarvan. De locals vonden het vooral raar dat twee buitenlandse mannetjes samen dansten (bij gebrek aan meisjes) maar op ons dronken gehuppel kregen we nauwelijks commentaar.
Wij reisden door Portugal bij voorkeur in wagons waarin een toog was getimmerd. In zo’n rijdende kroeg zonder barkrukken, stoelen en tafels was drinken tot zijn ware essentie teruggebracht. Het was hartje zomer en de treindeuren stonden wagenwijd open. Zielsgelukkig zat ik op de vieze vloer te paffen en te slempen, met mijn spillebenen naar buiten bengelend.
Het land was leeg en verlaten, en rook naar dennen en eucalyptus. Soms stond er langs het spoor een vrouw in een felgele jas te zwaaien met een rode vlag. ’s Avonds bewaakten deze guardas de passagem de nível de spoorwegovergangen met een lantaarn. Een beetje griezelig gezicht, maar dat kan aan mijn permanente roes hebben gelegen.
De moeder van mijn eerste huisbaas in Portugal was zo’n spoorwegovergangbewaker. Vijftig jaar lang had ze dat werk gedaan, voor een hongerloontje. Na een natte lunch liet ze me haar atributos de trabalho zien: de fluorescerende jas, een bugel, een kistje met rotjes, een vlag en een lantaarn. Bugelgetoeter moest dieren op de rails afschrikken. De rotjes legde ze op de rails als er verderop iets aan de hand was op het spoor – een gestrande auto, een aangereden beest, een omgevallen boom – en waren het laatste middel om de machinist te waarschuwen.
Het hokje dat bij haar baan hoorde, beschikte over een telefoon die in verbinding stond met ander spoorwegpersoneel. In die tijd was de telefoon net als de televisie een buitengewone luxe. Dorpelingen konden toen worden gebeld bij de kruidenier of in het café, waar ze ook tv keken. In een gehucht bij mij in de buurt zat tot voor kort nog een belkruidenier annex kroeg, vermoedelijk de laatste in de Algarve. Ik dronk er graag kelkjes bagaço (grappa) van 60 cent.
De moeder van mijn huisbaas vertelde me dat de winterse avonden het zwaarst waren wanneer ze met haar door reuma aangetaste handen de spoorbomen omhoog moest zwengelen. Bij haar pensionering had ze de werkattributen willen teruggeven, maar omdat de baan werd opgeheven, hoefde dat niet. Trots trok ze speciaal voor mij haar werkjas aan en fluisterde dat ze misschien wel levens had gered. In 1980 waren er ruim vijftienhonderd spoorwegovergangbewakers, nu nog amper vijftig. Het vak is op sterven na dood.
Om terug te komen op het reizen per trein van Nederland naar Portugal: onze Limburgse klimaclown Frenske wil dat het klootjesvolk veel minder gaat vliegen en veel meer met de trein gaat reizen. Zelfs internationaal. Nou kan ik al voor een paar tientjes van Faro naar Zestienhoven vliegen, maar als ik met de trein van Faro naar Nederland reis, ben ik een godsvermogen kwijt voor een expeditie van ruim twee etmalen (om nog maar te zwijgen over het peperdure, mensonterende treinvoer) en loop ik ook nog een gerede kans beroofd te worden door allerhande struikrovers uit het voormalige Oostblok. Die spuiten gewoon gas in de slaapcoupé, ergens in Frankrijk, en dan mag je nog blij zijn dat ze je je onderbroek en je sokken laten aanhouden.
De reeds genoemde Algarve Specialist rekende even uit wat het ongeveer kost, dat milieu- en klimaatvriendelijke reizen:
“Een enkele reis per trein (en bus) van Amsterdam naar Faro kost ongeveer €326,00. Tel hier nog een paar euro bij op voor de metro/taxi van Paris Nord naar Paris Gare de Lyon en je komt uit op zo’n €330,00. Besluit je niet direct te emigreren, zal je helaas nog eens hetzelfde bedrag moeten uitgeven om weer thuis te komen. Een pittig prijskaartje dus!”
En dan hebben we het nog niet over het eten en drinken, gedurende twee etmalen. Uiteindelijk kom je op ongeveer 800 euro voor een treinretour Amsterdam-Faro en ben je vier dagen onderweg. Donder maar op met je Green Deal, Frenske.
Estimado lectores, u staat massaal te trappelen om de Lage Landen, los Países Bajos, te verlaten. Definitief deze keer. Niemand kan u dat kwalijk nemen. De vooruitzichten zijn niet overdreven florissant per slot van rekening. Dat de uitslag van de over enkel dagen te houden verkiezingen weinig verandering zal brengen in de situatie die voorgaande politieke kongsi’s door ondoordachte verdragen, pacten en vriendendiensten teweeg hebben gebracht, staat als een paal boven water.
Weg dus. Tegelijkertijd kan ik mij zo voorstellen dat u als trouwe lezer van De Portugal Post neigt naar een keuze voor het Iberisch schiereiland, een oase binnen het verschrikkelijke Unionistische keurslijf dat Nederland zoveel strakker lijkt te zitten dan het onbezorgde Spanje of het wat melancholieker Portugal dat aan de eigen sores wel voldoende lijkt te hebben.
Bueno, op reis dan maar. Gezien het feit dat je -deze keer- een enkele reis gaat maken, er nog wat spulletjes mee moeten en er van enige haast sprake is, zodra de stembusresultaten bekend worden is er een kans dat je het land binnen 24 uur wenst te verlaten, laten we Schiphol maar een keertje links liggen. Met de trein, hoge snelheidsversie bij voorkeur, is helaas nog steeds een budgettair problematische vorm van reizen. Het eerste stuk althans, tot de Nederlandsche grens. Wonder boven wonder wordt het daarna rap goedkoper. Parijs – Barcelona bijvoorbeeld kost minder dan Amsterdam – Parijs. Terwijl je wel een ontbijtje geserveerd krijgt, of een lunch danwel diner op het niet-Nederlandsche-traject.
Blijven over: fiets (duurt lang), benenwagen, (duurt oneindig), boot (lang en lastig, maar niet onmogelijk) of, ouderwets maar het werkt wel, de automobiel. Twee, drie hooguit, obstakels staan/liggen nog tussen jou en het beloofde land; Iberia!
België, Henk Westbroek heeft er zelfs een liedje over gemaakt, je houdt er wellicht een beetje van maar je wil er niet dood worden aangetroffen. Zeker niet op één van hun ‘wegen’. Stroken gaten met hier en daar wat plakkaten asfalt eromheen gekleid. De route door de Ardennen geeft tenminste nog wat mooie uitzichten, maar daarmee hebben we al het plezier dan ook wel meteen gehad.
Luxemb…. Hé, Frankrijk! Was dat dan Luxemburg zonet?
De verleiding is groot om nu een alinea of veertien aan de aard van het Franse verkeer in het algemeen en dat op de Autoroute du Soleil in het bijzonder te besteden, maar u komt er nog wel achter. Mocht u voorheen de sprong via het luchtruim hebben verkozen boven de lijdensweg die je op weg naar het Paradijs nu eenmaal schijnt te moeten afleggen. Uit eigen ervaring weet ik trouwens dat het mogelijk is om met een sjoemeldiesel van het laatste benzinestation in Luxemburg tot de eerste gasolinera in Spanje te rijden zonder tussendoor te tanken.
En juist de Franse benzinestations met hun enorme parkings en fastfoodrestaurants dien je te vermijden als een bedorven mossel op het buffet. Het gespuis wat men daar gemiddeld aantreft, al dan niet gewapend met bussen slaapgas, messen of erger, zou zelfs in een voetbalstadion van eender welke ere- of eerste divisieclub met de nek worden aangekeken door de hooligans van dienst. Als je het leven beu bent en de wereld voorgoed adieu wil zeggen, be my guest, ga tanken en eten bij een tankstation langs de péage ergens tussen Metz en Perpignan. Vervelend is ook dat je al je pasjes en rekeningen naderhand moet blokkeren ook nog. Al met al een avontuur!
Pero bueno, met een lekker gangetje van honderddertig op de teller moet gezegd worden dat het landschap alleszins de moeite waard is. Voor je bijrijder, dat is. Als bestuurder moet je natuurlijk beide ogen constant op de weg houden. Want niet alleen Fransen rappen zich over de autovía. Ook Belgen (regelrechte moordenaars zodra ze in een auto stappen), Zwitsers (pure autisten die alles buiten de eigen auto als hinderlijk en ongehoord ervaren), Luxemburgers (Rémi’s, allemaal) en de Schumachers/Alonso’s maken er gebruik van. Wakker blijven dus. Je gaat een nieuw leven opbouwen immers. Je hoeft alleen nog maar levend aan te komen in je segunda patria.
Mocht je, om welke reden dan ook, tóch besluiten te lunchen in zo’n wegrestaurant, vermijd te allen tijde de steak tartare. Je hebt onvoldoende schone onderbroeken bij je. Laten we het daar maar even bij houden.
Laatste hobbel. Letterlijk. De Pyreneeën. Prachtig, echt. Maar levensgevaarlijk. Want jouw binnenkort in Nederlandje weggepensioneerde wagentje trekt je met gemak op een leuke snelheid omhoog, er zijn voldoende voertuigen -waarvan je je afvraagt of die überhaupt wel eens een APK-tje hebben doorstaan- op de weg waar je je zo in de kofferbak boort als je éven met je ogen knippert. Wakker blijven dus. En dán: la Jonquera!
You made it. Iberia ligt aan je voeten. Vanaf hier is het een eitje. Je bent immers thuis. De eerstvolgende elfhonderd kilometer hoef je de grens niet meer over. Eventueel die met Portugal, maar dat is gewoon óók Iberia. Het melancholieke deel. Dus nu rap op huus an!
Als je het goed plant is de vrachtwagen met je inboedel er precies op het moment dat jij lekker fris en uitgeslapen de deur van je nieuwe thuis opentrekt om de voorjaarslucht binnen te laten.
Die verkiezingsuitslag? Boeien.
Hasta pronto amigas y amigos!
De in dit artikel geuite meningen en standpunten zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de meningen of standpunten van TPO.