Inderdaad, het is goed dat er aandacht is voor voeding bij kinderen. In Nederland is het aanbod van voeding overvloedig met overgewicht en obesitas tot gevolg. Dat er toch ook ondervoeding voorkomt bij Nederlandse kinderen heeft verschillende oorzaken.
Dit is een reactie op Floris van den Bergs artikel ‘Viva la vega revolucion – waarom een veganistische opvoeding een morele plicht is
Er zijn kinderen die voldoende calorieën binnenkrijgen maar door eenzijdige voeding te weinig fruit, groente en eiwitten (uit vlees, ei, zuivelproducten) eten. Vaak eten de ouders zelf ook ongezond en hebben ze geen adequate kennis van voedingsleer bijvoorbeeld door gebrek aan scholing, analfabetisme, persoonlijke en sociale problemen, enzovoort. De ouders van deze kinderen zijn hierdoor niet in staat om hun kinderen een gezond voedingspatroon aan te leren.
Bij deze groep kinderen komt meer dan gemiddeld overgewicht, obesitas en obstipatie voor en deze kinderen hebben ook vaker gebitsproblemen.
Er is een lange lijst van ziekten en behandelingen die tot kwalitatieve en kwantitatieve ondervoeding kunnen leiden. Deze kinderen staan over het algemeen onder behandeling van een kinderarts en diëtist die ernaar zullen streven dit te voorkomen, dan wel vroeg te signaleren en te behandelen. Juist bij deze kinderen is een goede voedingstoestand belangrijk voor het herstel.
In het alternatieve circuit zijn veel behandelaars die pseudodiagnoses stellen en met ongevalideerde ‘fantasiemeetmethoden’ (zoals de Vegatest of Bioresonantie) bijvoorbeeld voedselallergieën vaststellen bij kinderen. Vervolgens wordt een streng dieet voorgeschreven dat kan leiden tot zowel kwantitatieve als kwalitatieve ondervoeding.
Kinderartsen zien met enige regelmaat kinderen met een groei- en ontwikkelingsachterstand door diëten voorgeschreven door deze alternatieve behandelaars. De alternatieve diagnoses kloppen meestal niet en het kind is vaak onnodig op dieet gezet.
Het is niet gemakkelijk om een vegetarisch of veganistisch menu zo samen te stellen dat het voor kinderen te allen tijde voldoende eiwit (met aminozuren in de juiste verhouding), kalk, ijzer en vitamine B12 bevat. Vaak moet een groter volume worden gegeten ten opzichte van een menu waarin een klein beetje vlees of ei voor de nodige voedingsstoffen zorgt. Voor veel kinderen kunnen deze grotere volumina een probleem zijn; helemaal als de smaak ook nog eens onaantrekkelijk is. Ze krijgen dan te weinig essentiële voedingsstoffen binnen. Het is dus goed te begrijpen dat ook vegetarisch of veganistisch gevoede kinderen met een groei- en ontwikkelingsachterstand worden gezien door een kinderarts.*
Nu de Belgische kinderartsen de noodklok hebben geluid over het aantal ondervoede kinderen die zij zien als gevolg van een veganistisch dieet, kan Floris van den Berg moeilijk ontkennen dat er een probleem is. Ook in Nederland is dit probleem aanwezig maar de NVK, de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, heeft nog niet officieel gereageerd.
Floris van der Berg doet erg luchtig over het kiezen voor een geheel plantaardig dieet door te zeggen dat vleesvervangers van vitamine B12 worden voorzien en dat je ter aanvulling vitaminepreparaten kan slikken. Als veganistisch eten werkelijk zo simpel was dan zouden we toch geen ondervoede kinderen met een groei- en ontwikkelingsachterstand zien in de spreekkamers van kinderartsen?
Het wordt tijd dat deskundige diëtisten zich hierover uitspreken, bijvoorbeeld door het beschrijven van weekmenu’s voor carnistisch, vegetarisch en veganistisch gevoede kinderen, want ik heb geen enkel vertrouwen in de kennis van voedingsleer en de adviezen van Floris van den Berg.
Kinderen die met een groei- en ontwikkelingsachterstand bij de kinderarts terecht komen door de moreel hoogstaande principes van hun veganistische ouders (of ouders die alternatieve behandelwijzen kiezen) hebben die ouders terecht wat te verwijten. Ondervoeding hoort, in Nederland in 2017, niet voor te komen!
* Bron: Ontwikkelingsachterstand bij borstgevoede kinderen door ontoereikend dieet van de moeder
, A.Baatenburg de Jong, J.Bekhof, P.Zwart, V.J.Langenhorst en R.J.Roorda
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006 4 maart;150(9)