“We kunnen ons […] inbeelden dat de mensheid in te toekomst niet langer religieus is, maar niet dat ze geen verhalen meer vertelt.” – Johan Braeckman
Mensen vertellen verhalen en het overgrote deel van die verhalen is onwaar, de bekendste daarvan noemen we religies. “De grandioze wetenschappelijke verhalen die we de laatste paar eeuwen creëerden, zoals de evolutie- en Big Bang theorie, scheppen orde in een gigantische hoeveelheid informatie. Dergelijke verhalen bieden het voordeel dat ze een hoog waarheidsgehalte hebben. Bovendien kennen we in de wetenschappen methodes die ervoor zorgen dat we de betrouwbaarheid ervan kunnen verbeteren en verfijnen.” Mensen hebben een grote behoefte aan het vertellen van verhalen.
Filosoof Johan Braeckman werpt in zijn essay Er was eens. Over de mens als vertellende aap. vanuit de wijsgerige antropologie een perspectief van het mens zijn. Een van de meest fundamentele vragen is: wat is de mens? Braeckman betoogt dat de mens het meest talige dier is en dat die taligheid leidt tot verhalen vertellen. De verhalen die mensen vertellen hebben een aantal opvallende eigenschappen. Ten eerste het overgrote deel van die verhalen is niet waar: er is geen sprake van een betrouwbare afspiegeling van de werkelijkheid. Toch is dat geen obstakel voor populariteit van verhalen. Religieuze verhalen behoren tot de meest wijdverspreide en daarmee meest succesvolle verhalen, terwijl het waarheidsgehalte van religieuze verhalen bijzonder laag is. Simpele verhalen over personen met intenties zijn aantrekkelijker dan abstracte wetenschappelijke verhalen.
Ten tweede, verhalen hoeven niet te lijken op het alledaagse leven, juist niet. ‘Er is een opvallende kloof tussen wat we in het echte leven willen en wat we beleven in verhalen. Meestal willen we net niet beleven in realiteit wat we ervaren in fictie.’
Ten derde, verhalen kenmerken zich door intentionele acties. Verhalen gaan niet alleen over dingen die gebeuren (de boom viel op het huis), maar over intenties (waarom viel die boom precies toen op dat huis?). Braeckman betoogt dat mensen het vermogen hebben om de wereld vanuit het subjectieve perspectief van de ander te zien (een zogenaamde theory of mind). We hebben echter de neiging om niet alleen andere mensen te zien als wezens met een intentie zodat we ons kunnen afvragen ‘waarom doet ie dat?’ maar we vragen ons dat ook af bij niet-menselijke dieren en zelfs bij natuurlijke fenomenen als bliksem, donder, brand, dood. Mensen maken bij alles een verhaal. Dat voorziet in een psychologische behoefte, maar voor zover het om natuurverschijnselen gaat is het niet waar. Vandaar al de fantasy, detectives, romances, spanning en avonturen romans. Loop een boekhandel binnen en vergelijk het aantal plankmeters tussen boeken met een verhaal en de sectie natuurwetenschappen (als ze die al hebben).
Waar het aan ontbreekt is reflectie over de verhalen. Reflectie over de vraag of het verhaal waar is enerzijds en reflectie over of het ethisch is wat er gebeurt anderzijds. Zonder reflectie kunnen verhalen gevaarlijk zijn. Verhalen kunnen vooroordelen bevestigen, onderdrukkingsmechanismen in stand houden, onrecht aanwakkeren en mensen angst aanjagen door te doen of verhalen realiteit zijn. Een voorbeeld van dit laatste is het dreigen met de hel om gewenst gedrag af te dwingen. Gedeelde verhalen verlenen een groepsidentiteit. In milde vorm kan dat een gevoel van saamhorigheid geven. Veel mensen hebben De aanslag van Harry Mulisch, Knielen op een bed violen van Jan Siebelink of Pogingen iets van het leven te maken gelezen. Gedeelde verhalen, zoals in literatuur, maken dat mensen een gemeenschappelijk referentiekader hebben. Het verhaal van Jezus hoort daar bij.
Vergelijk Harry Potter met Jezus Christus. Allebei immens populaire romanfiguren en de boeken waarin zij voorkomen zijn ever-sellers. Het zal moeilijk worden mensen te vinden die nog nooit van beide figuren gehoord hebben. Harry en Jezus zijn hoofdpersonen in een fantasy verhaal. Het vreemde is dat er niemand is die meent dat Harry Potter echter bestaat of heeft bestaan, met de Jezus-fanclub is het anders. De fanclub van Jezus gelooft dat de fantasy echt is. In de katholieke kerk hebben ze de re-enactment van het laatste avondmaal als hoogtepunt van de mis gemaakt. Religie is een rubriceringsfout van boeken. Harry Potter en de Bijbel zijn allebei fictie, maar de Bijbel wordt foutief aangezien voor non-fictie.
Filosoof Alex Rosenberg schrijft in zijn boek The Atheist’s guide to Reality:
We are suckers for a good story – a description of events in the form of a plot with characters driven by motives. If information doesn’t come in story form, we have trouble understanding it, remembering it, and believing it. Unfortunately for real science (and for science writers!), its real explanations never come in the form of stories. Luckily for religion, it almost always comes in the form of stories. So religion has a huge psychological advantage in the struggle to convince people of the answers to the relentless questions.
Rosenberg betoogt dat mensen een inclinatie hebben om overal een intentie in te zien: ‘We are all natural-born conspiracy theorists.’ Braeckman merkt droog op over complotdenkers: ‘Aanhangers van samenzweringstheorieën hebben geen psychiatrische stoornis, enkel een grotere behoefte dan gemiddeld om betekenis en samenhang te zien in wat anders louter toevallig en niet gerelateerd is.’
Filosoof André Klukhuhn heeft in zijn boek De geschiedenis van het denken een interessant filosofisch perspectief op hoe de mens in de wereld staat. Volgens Klukhuhn zijn er twee perspectieven die mensen op de wereld kunnen hebben. Enerzijds is er het subjectieve perspectief van hoe mensen het leven ervaren. Dat subjectieve perspectief kan worden gedeeld en overgedragen aan anderen door middel van literatuur en kunst. Door middel van verhalen kun je leren hoe andere mensen het leven ervaren. Het andere perspectief is het natuurwetenschappelijke perspectief dat beschrijft hoe de wereld is. Dit is een objectieve beschrijving van de wereld. De taal van dit objectieve perspectief is de wiskunde. Dit is een abstracte visie die de mens zich met veel moed en jarenlang onderwijs kan eigen maken. Klukhuhn betoogt dat beide perspectieven belangrijk zijn en dat ze complementair zijn. Om je als mens volledig te kunnen ontplooien, volgens het humanistische vormingsideaal, heb je beide perspectieven nodig. Het gaat mis wanneer het subjectieve perspectief wordt aangezien voor het objectieve perspectief.
Braeckman benadrukt dat wetenschap niet alleen natuurwetenschap behelst. Ook verhalen kunnen wetenschappelijk bestudeerd worden. De sociale wetenschappen en geesteswetenschappen doen dat: ‘Willen we de vertellende aap beter doorgronden, iets wat van wezenlijk belang is voor ons voortbestaan, dan is het net essentieel om te begrijpen waarom [populaire] romans honderden miljoenen mensen bereiken.’
Samenvattend, er zijn twee perspectieven op de werkelijkheid. Het subjectieve perspectief van de kunst en het objectieve perspectief van de wetenschap. Dat wetenschappelijk perspectief kan zich zoals de natuurwetenschappen doen, richten op het onderzoeken en verklaren van de werkelijkheid, maar het kan zich ook richten op het onderzoeken van hoe mensen zich gedragen en waarom. Wetenschap kan zich ook bezighouden met reflectie over het subjectieve domein, zoals de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen. Theologie is een dwaling omdat daar een verkeerde mengeling is opgetreden en een specifiek verhaal ten onrechte als waarheid wordt erkend. Religiewetenschappen zijn een voorbeeld van het wetenschappelijk bestuderen van een subjectieve belevenis van mensen. Filosofie zou gezien kunnen worden als metareflectie, het reflecteren en combineren van beide perspectieven in een zinvol geheel.