Reportage

Dagboek – Meindert Fennema vaart mee met de NRC Handelsblad Bootreis (2)

23-10-2018 17:42

Het door NRC Handelsblad afgehuurde cruiseschip Ocean Majesty. Collectie Meindert Fennema

Meindert Fennema vaart van maandag 22 oktober tot en met vrijdag 2 november mee met de NRC Bootreis op het door de krant afgehuurde cruiseschip MS Ocean Majesty. Hij houdt voor TPO zijn ervaringen bij in een dagboek.

Toen ik gistermiddag aankwam bij hotel Rivieri aan het Lido moest ik met een groep van 40 bejaarde NRC-lezers bij de receptie wachten om ingecheckt te worden. Eén echtpaar drong opvallend onopvallend voor. ‘Gek eigenlijk’ zei ik tegen mijn buurman, die ik op de vaporetto had leren kennen en die zich voorgestelde als Michiel, ‘dat sommige mensen naarmate zij ouder worden meer haast krijgen. De moeder van mijn oudste dochter, stond ooit in de rij voor de kassa van Albert Heijn te wachten toen een oude vrouw voordrong. Zij fluisterde in haar oor: “Ik hoop dat je in de rij voor Magere Hein ook zoveel haast hebt.”’

Michiel moest lachen. Hij kende Venetië, zei hij, uit te tijd dat hij nog in de textiel zat. Venetië was nog tot diep in de 20e eeuw een centrum van de textiel industrie, dus hij kwam er vaak voor zaken. Hij keek goedkeurend naar mijn jasje. ‘Van Hans Ubbink’ zei ik. Die bleek hij goed te kennen. ‘Ubbink is er op tijd mee opgehouden’ vond hij. Dat was hij zelf ook. Hij zat nu in de private equity. ‘Egeria’ zei ik. Hij lachte:  ‘Veel kleiner.’

Op weg naar Palazzo Querini begon het te regenen. Bij de halte vluchtte  ik Hotel Danieli in. Een lauwe espresso kostte acht euro. Bij die lauwe espresso kreeg ik 5 koekjes en drie dunne chocolaatjes. Dat dan weer wel.

Querini was makkelijk te vinden. Langs een paar smalle grachtjes kwam op een vrij ruim plein. Het Palazzo was een Casa geworden, maar verder leek er sinds 1743 niet veel veranderd. Van Querini naar de San Marco werd ik overvallen door een hagelbui. Ik schoot een restaurant binnen, waarvan ik vermoedde dat Rousseau daar ook gegeten zou kunnen hebben. Vragen dorst ik het niet.  ‘Heeft Rousseau hier wel eens gegeten?’ Venetië lag er treurig bij, zoals zij was in ‘Dood in Venetië, een film die ik wel drie keer gezien heb en die morgenavond vertoond wordt. Met een inleiding van Joyce Roodnat.

Maar voor dat  het zover is ga ik zelf naar de plek waar deze film van Visconti opgenomen is, op het strand van het Lido. Het oude strandhotel staat er nog in volle glorie. Alleen het strand is verpest door een lange rij van kleine strandtentjes. Alsof je op het strand staat tussen Zandvoort en IJmuiden. Maar dan erger: tussen de mini strandtentjes en de vloedlijn is een wal van zand aangebracht..

Op het strand kom ik Marlie en Simon tegen. Zij was lerares Frans en decaan van het lyceum in Zaandam, Hij was werkzaam ooit als bioloog in een diergeneeskundig laboratorium en is nog steeds beeldhouwer en schrijver van een miniboek onder de wervende titel: ‘De doorstart van Jezus’. Zij trakteren mij op een cappucino in de strandtent naast het hotel van Dood in Venetië. Simon vertelt dat hij het boekje geschreven heeft toen hij enige tijd niet onder de mensen mocht komen omdat zijn immuunsysteem door een chemobehandeling onklaar gemaakt was. Hij had toen alle tijd om zich in de bijbel te verdiepen. De evangeliën bleken elkaar op veel punten tegen te spreken. Die contradicties had hij willen oplossen. Volgens Simon was Jozef een rijke farizeeër geweest en die in het verzet zat tegen de Romeinse overheersers. De stal van Bethlehem was mogelijk zijn onderduik adres geweest. Die interpretatie van het Bijbelverhaal bleek verrassende overeenkomsten te vertonen met zijn eigen verleden. Simons vader had in het verzet gezeten in Ossenzijl, waar hij hoofd der Christelijke School was. Maar had hij zijn boek niet beter ‘Het Evangelie van Simon’ kunnen noemen? Nee, Simon hield staan dat ‘De doorstart van Jezus’ beter was.

Het was inmiddels al ver over twaalf en wij moesten ons klaarmaken voor de inscheping op de Ocean Majesty, die in de haven van Venetië op ons lag te wachten. We gaan er heen in de reuzen vaporetto Bellini. Onze gids bereid ons voor op het vertrek van de Ocean Majesty noemt, een vertrek dat zij per ongeluk ‘De Uitvaart’ noemt. Freud lässt sich grüssen.

Aan de loopplank worden we opgewacht door de Vlaamse hoofdredacteur van de NRC, Peter Vandermeersch. Hij geeft iedereen een hand, als een leraar op een Rudolf Steinerschool. Maar als we een half uur later in een lange rij de tafels staan waar de pursers ons hutnummers en scheepspassen verstrekken, staat hij er al weer: deze keer in een scheepsuniform. De man is een duivelskunstenaar. Als ik hem daar op aanspreek zegt hij Griek te zijn. Hij verstaat geen Nederlands. Je moet maar durven!

’s Avonds houdt de hoofdredacteur, nu weer in zijn gewone kostuum, een inleiding in vloeiend Nederlands voor de verzamelde NRC-lezers. Het gezelschap waarmee ik aan tafel zit leest de krant al meer dat 50 jaar: vanaf hun studententijd. De hoofdredacteur speelt dus een thuiswedstrijd. Op onnavolgbare wijze schetst hij de kracht van de kwaliteitskrant. Bescheiden, maar toch overtuigd van zichzelf. De trots van de NRC is volgens Vandermeersch de onderzoeksjournalistiek. De krant is een meneer en die meneer publiceert artikelen die vrijwel zonder uitzondering ‘schitterend’, ‘prachtig’ of ‘indrukwekkend’ zijn. Voor zo’n baas wil je graag werken! Het woord ‘Volkskrant’ valt maar één keer. Royaler toch nog dan in de bundel krantenartikelen die we ter voorbereiding van onze tocht moeten, want daar zitten, buiten een keu aan artikelen uit de NRC, alleen artikelen uit het Financieel Dagblad,  Elsevier en De Groene Amsterdammer. Niets uit de Volkskrant, Trouw of de Correspondent. Zo liggen de marktverhoudingen in Nederland. Maar er wordt teruggeschoten meldt een medepassagier die Trouw lezer blijkt te zijn. Afgelopen zaterdag heeft een Trouw columnist de NRC abonnees opgeroepen hun abonnement op te zeggen: een cruiseschip is de meest vervuilende manier van transport. We zijn met 450 mensen bezig onze ecologische footprint drastisch te vergroten. De medepassagier stemt, net als ik, GroenLinks. Wij zouden hier eigenlijk niet moeten zijn.

Na de inleiding van Vandermeersch – die mij sterk aan Johhny de Selfkicker doet denken  (een magistrale straaalende zon) – , is het de beurt aan Tom-Jan Meeus – politiek commentator op het Binnenhof. Tom-Jan is, na zijn hoofdredacteur, een beetje saai, althans qua vorm. Hij schrijft beter dan hij spreekt. Maar wat hij zegt is veel interessanter dan wat zijn hoofdredacteur  te melden heeft. Vandermeersch is een verkoper, Meeus een analist. Hij verwacht een electorale ineenstorting van de VVD na het onvermijdelijke vertrek van Rutten. Er is een antiliberale storm opkomst. Daarvan zou Baudet kunnen profiteren. Er gaat een siddering door de zaal, die voor 90 procent gevuld is met VVDers en D66ers.

Ter linkerzijde staat Lodewijk Asscher er beter voor dan Jesse Klaver, zegt Meeus. Het is een interessante gedachte: zou in Nederland het herstel van de sociaaldemocratie beginnen? Voorlopig staan Asscher nog op 14 zetels en Jesse op 18…

En dan mag de beeldschone Joyce Roodnat de films aankondigen die ze voor ons heeft uitgezocht. Vanavond is dat Pani i Tulipani, morgen Dood in Venetië. Ik schaam me een beetje voor het feit dat ik eerder tegen mijn tafelgenoten heb gezegd: ‘Die Joyce Roodnat moet toch ook wel 80 zijn’. Hoe bedoel je beet mijn overbuurvouw mij toe: ‘OOK WEL’.

Op weg naar mijn hut loop ik de Chef Boeken Michel Krielaers tegen het lijf. Hij was niet blij geworden van mijn stuk over hem op TPO. En hij was ook niet te spreken over de ombudsman van zijn eigen NRC. Ik schreef het al: die Sjoerd de Jong maakt geen vrienden op de redactie.