Politici zijn vaak idealisten. Zij streven naar een betere samenleving. Dat is positief. De kans bestaat echter dat ze in hun idealisme een beetje gaan zweven, net zoals pastoor. Het begrip leefbaarheid nu, is bij uitstek geschikt om politici weer met beide benen stevig op de grond te doen landen.
Als politici denken in termen van een ideale samenleving, geven zij zich te weinig rekenschap van hoe mensen, uit wie de samenleving bestaat, psychologisch en biologisch in elkaar steken. Het gevaar bestaat dat ze zich een voorstelling van de mens maken die precies past in hun eigen voorstelling van de ideale samenleving. Échte mensen zijn echter anders dan deze politici zich verbeelden. Het begrip leefbaarheid dient ertoe om dat verschil te corrigeren.
Professor Ruut Veenhoven definieert leefbaarheid als de mate waarin een leefomgeving aansluit op het adaptief repertoire van een soort. Leefbaarheid is dus afhankelijk van hoe de soort qua eigenschappen nu eenmaal is. Leefbaarheid is voor een uil iets anders dan voor een mol. Natuurlijk is een mens een lerend wezen, maar dat betekent niet dat een mens oneindig kneedbaar is. Hoe we zijn, is in een evolutie van honderdduizenden zo niet miljoenen jaren bepaald. Dat kun je niet even aan de hand van wat modieuze inzichten veranderen. Zelfs dát mensen lerende wezens zijn, zit in de aard van het beestje ingebakken.
Een goede lakmoestest voor leefbaarheid is om te bezien of de leefomgeving wel als leefbaar wordt ervaren. Waar mensen klagen en sputteren is blijkbaar iets aan de hand, ook al blijkt dat niet uit de criteria die de bestuurders zelf hanteren. Wat vaak wordt onderschat, is het onbehagen dat ontstaat door een enorm snelle, van bovenaf opgelegde verandering van de bevolkingssamenstelling. Juist bij zaken als immigratie wordt er over de hoofden van de mensen heen bestuurd. De bestaande bevolking krijgt daar geen zeggenschap over. Toch beïnvloedt het de toekomst van deze mensen en hun kinderen sterk.
Wat Maastrícht vandaag de dag kenmerkt is de internationalisering van de universiteit, en de verandering van de binnenstad die daar het gevolg van is. Maastrichtenaren hebben het gevoel dat ze verdrongen worden in hun eigen stad. De vele buitenlandse studenten tonen weinig begrip voor de plaatselijke bevolking. Niet uit kwaadwillendheid. Ze hebben daar gewoonweg geen oog voor. Dat geldt zeker als ze luidkeels delibererend na het middernachtelijk uur in beschonken toestand huiswaarts keren, slapende mensen in de huizen die zij passeren wakker makend. Studenten leven vaak in een cocon met hun studiegenoten. De oplossing die de gemeente kiest, is de binnenstad nóg meer in te richten als een campus voor internationale studenten. Zie de invulling van de Tapijnkazerne en het Eifel-gebouw. De onuitgesproken boodschap naar de plaatselijke bevolking is: jullie horen hier niet meer thuis.
Studenten, maar ook wetenschappelijk personeel komt steeds vaker uit het buitenland. Waar de internationalisering van universiteiten na verloop van tijd op uitloopt, is dat er een internationale, multiculturele elite ontstaat. Deze elite zal zichzelf eerder definiëren als wereldburger dan als Nederlander, en zal zich loszingen van de plaatselijke bevolking. Hun voertaal is niet Maastrichts of Nederlands, maar Engels. Die ontwikkeling is vergelijkbaar met de situatie in de 17de, 18de en 19de eeuw, toen in heel Europa het Frans de voertaal van de elite was. Als Maastrichtenaar ben je alleen maar nog in tel bij die nieuwe Engelstalige elite, als je meekan en meedoet met hún gewoonten en gebruiken, waaronder hún taal.
Een systeem met een internationale elite die beslist over het lot van een plaatselijke bevolking is in wezen een feodaal systeem. De toekomst van Maastricht is dus een terugkeer naar zulk een feodaal systeem. Waar de natiestaat wordt ondermijnd, keren de middeleeuwen terug. Feodalisme is overigens geen uniek Europees verschijnsel. Door de eeuwen heen bestond het ook in andere delen van de wereld, los van Europese cultuuroverdracht.
Het veelal bewierookte wereldburgerschap is in essentie niets anders dan een terugverlangen naar feodalisme, waarbij een nieuwe internationale elite zichzelf de positie van geïnternationaliseerde adel toebedeelt. De rol van horigen en lijfeigenen is voor de plaatselijke bevolking weggelegd.
De internationale elite belijdt weliswaar solidariteit. Deze zal echter niet meer aan landsgrenzen gebonden zijn. Armoede in Maastricht wordt niet als urgenter ervaren dan armoede in Timboektoe. Bínnen Maastricht worden de welvaartsverschillen daardoor alleen maar groter. En dát wordt door die nieuwe elite goedgekeurd. Wereldburgerschap ontpopt zich zodoende binnen de Maastrichtse context als een feodaal verlangen naar ongelijkheid.
Had de komst van gastarbeiders in de jaren ’60, of de gezinshereniging en gezinsvorming in de decennia daarna, als effect dat vooral de onderklasse multicultureel en multi-etnisch werd, nu is het de bovenlaag van de bevolking die van samenstelling veranderd. Dat is om twee redenen des te ingrijpender: Ten eerste: Omdat de bovenlaag relatief klein in aantal is, kan de internationalisering van de elite bijzonder snel verlopen. Ten tweede: Die nieuwe internationale elite kan veel meer macht uitoefenen dan de gastarbeiders indertijd, omdat welgestelde, hoogopgeleide mensen in verantwoordelijke posities, nu eenmaal over meer machtsmiddelen beschikken. In die zin is de internationalisering van “University Maastricht”, maar ook van universiteiten elders in het land, te zien als opnieuw een lange mars door de instituties die de machtsverhoudingen binnen Nederland ingrijpend zal veranderen.
We begonnen over het belang van hoe de mens psychologisch en biologisch in elkaar steekt. Tot de aard van het beestje hoort ongetwijfeld dat mensen deel willen uitmaken van een samenleving, en dat zij er binnen die samenleving ook toe willen doen. Als Maastrichtenaren klagen over de leefbaarheid van de stad, dan gaat het schijnbaar alleen over drukte, herrie en andere overlast. Dat zijn de symptomen van een verder reikende omvorming van de stad. De dieper gelegen zorg is dat men als Maastrichtenaar langzaam maar zeker uitgerangeerd wordt, dat men er niet meer toe doet.
Maastricht is een mooie stad. Het is fijn om in Maastricht te wonen. Van oudsher is Maastricht een heel leefbare stad. Aan het Maastrichtse bestuur de taak om deze leefbaarheid te bewaren, niet zozeer om deze te creëren, of te exploiteren. Om de leefbaarheid van Maastricht te bewaren hebben bestuurders de feedback van burgers nodig. Burgers reageren daarbij op basis van wat zij ervaren, niet zozeer op basis van wat zij denken. Wat burgers ervaren heeft zijn wortels in honderdduizenden jaren evolutie. Aan politici is het de wijsheid op te brengen niet te snel te denken het wel beter te weten, maar om de ervaring van burgers op waarde te schatten:
Leefbaarheid gaat over wat mensen écht ervaren.