Velen vragen zich af: als we in het hoofd van Poetin zouden kunnen kijken, wat zouden we dan zien? Zouden we louter de hersens kunnen aanschouwen van een moordenaar, een sadist, een pyschopaat, een beul, een vernieler, een gek, een monster? Of zouden we in die hersens ook gedeelten kunnen onderscheiden die erop duiden dat Poetin tenslotte ook maar een mens is, met z’n goede en z’n slechte kanten?
Die slechte kanten kennen we ondertussen – vernietiging, lijken, vluchtelingen, gebombardeerde kinderziekenhuizen, suizende bommen, götterdammerung – maar wat met de goede kanten? Met andere woorden: zou Poetin, zij het slechts zelden, ook wel eens een leuke gozer kunnen zijn? Veronderstel dat hij, na het voor de zoveelste keer plannen van een uitbreiding van het Russische Rijk, ’s avonds thuiskomt, z’n minnares kust, de hond aait, en vraagt: ‘Wat eten we?’ En dat z’n minnares zegt: ‘Eerst borsjt, en daarna polderpatatten met gesmolten schuifkaas.’ We menen met zekerheid te kunnen zeggen dat Poetin schreeuwt: ‘Alwéér borsjt! Alwéér polderpatatten! Alwéér schuifkaas!’ en dat hij naar de keuken snelt om z’n minnares een paar klappen tegen haar smoel te geven en in één ruk door geeft hij de hond een schop tegen z’n kloten. Maar wat als het niet zo is? Wat als Poetin zegt: ‘Heerlijk, borstj. Fantastisch, polderpatatten. Lekker, gesmolten schuifkaas’, en dat hij z’n minnares een dankbaar kusje op de wang geeft, waarna hij de hond een stukje spek toewerpt. Waar haalt Poetin ineens dat stukje spek vandaan?
Nou, z’n broekzakken zitten continu vol stukjes spek en ook andere kleine voedingswaren zoals stukjes witlof, stukjes caramel, stukjes stroopwafel, stukjes appel, stukjes peperkoek en stukjes kalfsgebraad en als Poetin door de besneeuwde straten van Moskou wandelt deelt hij deze stukjes uit aan daklozen, landlopers, sukkelaars, rolstoelbezitters, slecht boerende prostituées, verschoppelingen, invaliden en negers. Je moet rekenen dat Poetin dol is op negers. Hij vindt dat prettige mensen en sterker nog, z’n eigen persoonlijke assistent is een neger, genaamd Wappi M’Konga. Omdat hij Wappi zo’n enorm toffe kerel acht, trekt Poetin hem af en toe eens af, speelt hij met Wappi’s testikels en geeft hij Wappi een Mercedes SLK cadeau.
Zo zie je maar dat Poetin de kwaadste nog niet is. Dat hij heel wat menselijke trekjes heeft. Dat hij goedgemutst en compassioneel kan zijn. Laten we niet vergeten dat Poetin geregeld een ziekenhuis bezoekt, waarin soldaten liggen die in Oekraine gewond zijn geraakt en dan gaat hij naast het bed van zo’n soldaat staan en zegt hij: ‘Akkoord, er is een been bij je weggeschoten, je bent blind geworden, er zit een kogel vastgeklemd tussen je lever en je milt, je hebt twee klaplongen en je kunt niet meer praten zonder te slissen, maar dit sluit niet uit dat ik je ten zeerste dankbaar ben voor je werk in Marioepoel en kijk eens wat ik voor je heb als verrassing’ en dan haalt Poetin een paar stukjes peperkoek uit z’n broekzak en geeft hij die aan de geblesseerde soldaat. Als die de dag nadien overlijdt zorgt Poetin ervoor dat diens echtgenote een weduwenpensioen krijgt van 13,5 roebel per kwartaal.
Op den duur zou een mens nog gaan denken, als hij in het hoofd van Poetin kijkt, dat we aan het overdrijven zijn qua demonisering van de Russische president. Dat we hem de kans moeten geven om zijn interpretatie van medemenselijkheid verder te ontwikkelen. Dat we niet zomaar voetstoots moeten aannemen dat Poetin de identificatie van het kwaad is.
Laten we hem de hand reiken en onze aandrang verbijten om hem in z’n angstaanjagende bakkes te rochelen.
Lees ook van Herman Brusselmans: