Geinig ‘essay’ (helaas ingekort, want ook de ‘essays’ in ‘kwaliteitskranten’ tegenwoordig mogen vooral niet teveel woorden bevatten, anders haakt de lezer weer af) in de Volkskrant van zaterdag. Schrijfster Marian Donner uit daarin haar ergernis over het volkomen doorgeslagen gedweep met ’emotie’ bij, vooral, talkshows op de (NPO-)televisie. Er is geen talkshow of aan tafel zit wel een BN’er of sporter of zelfbenoemde deskundige van eigenlijk alles die beschrijft hoe dat precies voelt, een emotie hebben. (‘Wat gaat er dan precies door je heen?’)
Uiteraard in de hoop dat de tafelaar in kwestie ook wat glinsterende tranen over de wangetjes laat biggelen. Iemand die live op televisie huilt is de heilige graal van elke zichzelf respecterende televisie-eindredacteur. Als er maar wordt gejankt, dan is het goed. Of het ook interessant, nieuwswaardig, actueel, urgent, verdiepend, verheffend, vernieuwend of verrassend is maakt verder niet uit. Wat dat betreft lijken de Nederlandse televisietalkshows, en niet alleen de talkshows, verdacht veel op de Nederlandse nieuwswebsites: zolang het maar over ’emotie’ gaat, als het even kan een beetje simplistisch zodat ook de mensen zonder IQ het snappen. De rest (het ‘nieuws’) is bijzaak:
“Er was een tijd, niet eens zo heel lang geleden, dat televisie de wereld oneindig veel groter maakte. Verslaggevers trokken onbekende gebieden in, voor het eerst konden mensen vanuit de eigen huiskamer – nog via één kanaal – met hun eigen ogen zien hoe het er aan de andere kant van de wereld aan toeging. Daar waar alles anders was, alles vreemd. Kijkers kregen nieuwe ideeën aangereikt, nieuwe perspectieven. Kijkers werden zodoende zelf ook een beetje nieuw. Een beetje anders en een beetje vreemd.”
Exact. Het is nog niet zo heel lang geleden dat bijvoorbeeld CNN een door en door betrouwbaar nieuwsmedium was waar je terecht kon als je wilde weten wat er in Irak gebeurde ten tijde van de golfoorlogen. Omdat ze daar bij CNN, als enigen, verslaggevers in dienst hadden die met gevaar voor eigen leven op het dak van een hotel in Bagdad stonden om live verslag te doen van het ratelende afweergeschut en de bommen die om ze heen insloegen. Maarja, toen kwam internet. En Trump. Met ‘betrouwbaar’ en ‘objectief nieuws’ is het daarna nogal slecht afgelopen bij CNN.
En, helaas, kwam ook social media:
“Wat ik nodig heb is ontsnappen aan mezelf.
Online is dat haast onmogelijk. Daar is herkenbaarheid inmiddels de norm. Algoritmen geven me immers wat ik al ken. Ze baseren zich altijd op het verleden, op wat ik hiervóór aanklikte, uitkeek of een duimpje omhoog gaf. Wat ze voorspellen dat ik leuk zal vinden, is wat ik hiervoor ook al leuk vond. Algoritmen pinnen me zodoende vast op wie ik ooit was en zullen dus nooit een nieuwe wereld of toekomst voor me kunnen openen.”
Die algoritmen zijn er dan ook absoluut niet om mensen ‘verdieping’ te bieden, maar ‘vermaak’, wat in de praktijk vooral ‘woede en ophef’ betekent, want daarvoor komen de mensen altijd terug. Zoals in de tijd dat lineaire televisie nog bepaalde wat precies je wanneer precies keek de mensen massaal thuisbleven voor bepaalde programma’s in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Er is in elk geval nog nooit iemand geweest die thuisbleef omdat er wat verdiepends op tv kwam. Niemand zegt zijn gezellige afspraak voor het verplicht ‘bruisende’ sociale leven af voor het kijken naar een actualiteitenrubriek.
Als er iets is wat de televisiemakers (zowel de gesubsideerden van de publieke omroep als de commerciëlen, die er specifiek voor vermaak in het leven zijn geroepen) hebben geleerd de afgelopen, zeg, 65 jaar dan is het wel dat Het Nederlands Publiek wil worden vermaakt. Entertainment! Dat ook aan plat vermaak en dito entertainment kwaiteitseisen kunnen worden gesteld is bij het murw vermaakte Nederlandse Publiek geen issue. ‘Als we maar worden vermaakt’, denkt Het Nederlandse Publiek, ‘het geeft niet hoe of met wat’. Door al ‘t platte vermaak is Het Nederlandse Publiek dan ook steeds dommer geworden. Vermaak, vermakelijker, vermakelijkst = dom, dommer, domst.
De reden dat McDonalds zo’n succes is, is omdat je als klant weet wat je krijgt, in welk filiaal je ook bent: het kleffe broodje en de suikerzoete drankjes, ze smaken altijd exact hetzelfde. Alle reden dus voor televisiemakers om de klant ook altijd exact hetzelfde voor te zetten, elke dag weer. Als ze, ondanks de weeë en chemische smaak van het fastfood bij de McDonalds blijven terugkeren zullen ze dat ook wel doen bij de televisieprogramma’s, ondanks het weeë gejank en het door en door correcte geleuter dat niet zelden onderdoet voor boilerplate wat integraal kan worden voorgelezen als script door telemarketeers (of politici en hun voorlichters).
“Haal sowieso alle BN’ers van tv. Zet er mensen neer die misschien stotteren, haperen of zwijgen, mensen die niet door en door gemediatraind zijn, maar die wel iets weten, iets kunnen, eens een keer iets anders te vertellen hebben. Had Jan Rot niet tien minuten gegeven, maar uren, de hele nacht, met drie flessen wijn erbij, zodat niet alleen de positieve, dankbare gevoelens aan bod waren gekomen, maar ook de angst en de woede.
“Toon het geweld van de normaliteit, zoals de filosoof Herbert Marcuse kunstenaars opdroeg. Maak het vreemde niet vertrouwd, maar het vertrouwde vreemd. Laat het schuren, zaai verwarring, negeer alle boze brieven die ongetwijfeld zullen volgen, alle mails of tweets van mensen die zo graag zichzelf willen herkennen in wat ze zien en horen, verwijs die mensen naar een online bestaan van algoritmen, negeer de kijkcijfers, laat het doelgroepdenken los, breek mijn wereld open. Want pas dan wordt echte verbinding mogelijk.”
Ooit zag ik een fragment van een talkshow gepresenteerd door Eva Jinek. Deze keer ging het er niet om dat ze weer live was gaan huilen, waar het normaal gesproken best vaak om lijkt te gaan bij talkshows met Eva Jinek, maar om de inmiddels overleden dichter Jules Deelder die te gast was. Deelder had overduidelijk geen zin zich te gedragen als het zoveelste schaap dat braaf knikt en grijnst aan de talkshowtafel om daarna in maximaal 3.33 minuten zijn nieuwste boekje te mogen aanprijzen, maar deed waar hij het beste in was: chaos creëren. Het resultaat was een uitzending waar iedereen naar wilde kijken, of in elk geval naar het fragment waarin hij los ging en, tot zichtbaar ongemak van Jinek, alles ontregelde.
Dát was televisie! Dáár willen mensen voor thuisblijven! Precies wat Marian Donner had met de terminaal zieke Jan Rot, had ik met de terminaal bezopen en drugsgebruikende Jules Deelder. Het waren gasten waarnaar je moeiteloos de hele nacht kunt kijken. Gasten die kunnen laten voelen. Tot voorbij de pijn van de realiteit. Juist geen verdoving tégen de pijn van het bestaan, maar het verergeren van de pijn. Leg de vinger op de zere plek en druk stevig door. Pas dan, als je high bent van de enodorfines, ver voorbij de pijn, komt het denken. Diep denken. Nadenken. Dóórdenken.
Maar talkshowgasten die pijn durven doen zijn al lang dood. Of ze zijn gecanceld omdat ze, tegen beter weten en protocol in, hun eigen plan trokken en de kijkers pijn deden. Dat mag natuurlijk niet, kijkers pijn doen. Dan raken de kijkers alleen maar nog banger en nog onzekerder. En ze zijn al zo bang en zo onzeker. Dat moeten we niet willen met z’n allen. Straks gaan ze nog zelf nadenken!
Trouwens, het ligt niet alleen aan het tekort aan gasten, échte gasten die écht iets hebben te zeggen, maar ook aan de schijnbaar groeiende rij aan nietszeggende, laffe en brave kwezels van presentatoren. Om met Donner te spreken: ‘Er was een tijd, niet zo heel lang geleden’, dat programma’s nog werden gemaakt door makers die ook iets konden. Namen als Ischa Meijer, Peter van Ingen, Boudewijn Büch, Theo van Gogh, Theodor Holman, Joost Zwagerman en Martin Simek. Of, op het vlak van de kwaliteitshumor, Kees van Kooten en Wim de Bie of de heren van Jiskefet. De meesten zijn al lang dood en de rest is of te oud, of van de televisie af gecanceld of beiden. En er is helemaal niets goeds voor in de plaats gekomen. Integendeel, het is juist erger geworden. Veel erger. Heel veel erger.
Het zal dan ook wel ironie zijn dat Donner dit ‘essay’ heeft voorgedragen tijdens een zogenaamd ‘NPO Innovatiefestival’ (sowieso is ‘NPO’ en ‘Innovatie’ in één zin al ironie op zichzelf). Als ze bij de NPO écht willen innoveren geven ze Marian Donner een programma en carte blanche voor de inhoud.
Maar het tegendeel zal het geval zijn: Marian Donner gaan we nooit weerzien bij de NPO. Terecht ook. Voor haar, en nog steeds een hoop anderen al worden het er wel steeds minder, is de NPO veel te klein en bovendien te licht bevonden. Ondraaglijk licht.