De School met de Bijbel Openbare School in buurtschap De Valk bij Lunteren speelt met de gedachte om ouders te verplichten hun dochters in rokken naar school te sturen. Heel Nederland rolt over zichzelf heen van verontwaardiging – wat een jammerlijke smet op ons zelfbeeld als geëmancipeerde samenleving! En natuurlijk biedt dit controversiële schoolbeleid de media weer gelegenheid om lippendienst te bewijzen aan het feminisme. Hoewel…stiekem verlangt iedereen zo nu en dan naar de tijd waarin de leerlingen nog opgewekt het leslokaal betraden, naar heerlijk geurige zomerdagen waarop de jongedames in rok gekleed in het klaslokaal plaatsnamen, de fijne stof wiegend op het zachte zomerbriesje.
De tijd waarin de beleefdheidsvormen in acht genomen werden, waarin vragen uit oprechte belangstelling gesteld werden en niet om de docent pootje te haken. Meisjes waren nog echte meisjes; ze giechelden en bloosden – het era van bitches, breezersletten en bling was nog niet aangebroken. Kortom; de tijd waarin het onderscheid tussen de seksen door duidelijke rolpatronen werd geaccentueerd en waarin de jeugd nog niet was bedorven door apathie en nihilisme. In hun harten dromen vele docenten van deze tijd, maar zij durven niet voor hun dromen uit te komen want zo’n mening wordt gezien als seksistisch en impopulair.
Pedagogische competentie
Men moddert wat aan, probeert de boel bij elkaar te houden en ziet ondertussen uit naar de zomervakantie. Het benadrukken van cognitieve intelligentie werd niet door iedereen gebolwerkt en leidde tot weerstand in de klassen. Veel vakken waren saai, leerlingen begonnen zich te vervelen en er ontstond gemorrel. Om dit te sussen kwam er meer aandacht voor emotionele intelligentie, voor de zogenaamde “pedagogische competentie”, er kwam vakliteratuur als Ebbens en Marzano. Leerlingen moesten inzien dat ze ten gevolge van eigen keuzes naar de gang werden gestuurd; niet op gezag van de leraar. Onderwijs moest meer zijn dan kennis stampen – leerlingen moesten in contact gebracht worden met hun gevoelens. Docenten werden voortaan bij de voornaam aangesproken, enzovoorts. Degenen die voor de klas stonden vanuit een oprechte fascinatie in zijn of haar vakgebied, degenen die genoten van het aanzien van hun beroep als docent, begonnen een zinkend schip te verlaten. Een baan als docent was niet meer iets waar je trots op was, sterker nog; voortaan kwamen ouders op school verhaal halen als hun kinderen waren bestraft. Wat bleef er over? De zogenaamde “pabomeisjes”, oftewel mensen die niet zoveel hebben met wiskunde, taal of geschiedenis, maar vooral plezier halen uit de interactie met kinderen. Onderwijs werd psychologiserend en kwam in het teken te staan van de zelfexpressie.
Onderwijsinstellingen zijn fabrieken geworden, er moeten van te voren vastgestelde hoeveelheden aan diploma’s worden behaald. Als een leerling even wat meer aandacht nodig heeft is hij lastig, en bij leerlingen met gedragsproblemen sust men de boel; alles om de vuile was binnen te houden. Alles om te voorkomen dat een school imagoschade oploopt. Vroeger was de docent trots om een taak te hebben als docent; het was je ambacht om de kennis, opgebouwd door de mensheid over te dragen op verse generaties. Die beroepseer is tegenwoordig vervlogen, en het vak wordt helaas dikwijls gekozen vanwege andere motivaties, zoals de relatief veel vrije dagen. Een docent is steeds meer een aanspreekpunt van allerlei geklaag; van verwende kinderen, van carrièreouders die verlangen dat de school de opvoeding van hun oogappel er even bij doet, van management-teams die hun eigen proefballonnetjes oplaten over de rug van de docent. Tijdens mijn docentenopleiding reisde ik af naar Rotterdam voor een politieke bijeenkomst. Daar sprak ik Mark Rutte aan, die destijds nog staatssecretaris van onderwijs was. Al snel kwam ik er achter dat men in Den Haag de problemen aangekaart in dit artikel niet begrijpt; in werkelijkheid is de onderwijsproblematiek het gevolg van de maatschappelijke mentaliteit, maar de politiek drukt deze uit in termen van geld. Zo krijgen scholen bezuinigingen opgelegd, maar docenten gaan niet over bezuinigingen. Ik heb meegemaakt dat er op scholen geen geld voor een dvd-speler was, maar sectiehoofden kregen geld voor voorzitterschap, terwijl de sectie slechts eens per jaar vergaderde.
Boys problem
Wetenschappers van de Radboud Universiteit spreken van het zogenaamde “boys problem”, oftewel de jongens blijven qua studieresultaten achter bij de meiden. De onderzoeker José van Alst zocht de verklaring in het verloren gaan van competitie; in de huidige onderwijsvorm horen studenten een lezing van een docent aan en maken zelf uit wat er belangrijk van is. Zij schrijven uiteindelijk een essay of werkstuk en leveren dit in voor hun cijfer. Echt debatteren of elkaar uitdagen is er op deze wijze niet meer bij. Meisjes zouden braver zijn, jongens dutten in en gaan liever gamen. Aldus Van Alst.
Nu, niet alleen de achteruitgang van het onderwijs is debet aan dit “boys problem”, maar daarnaast de eerder aangekaarte feminisering van het onderwijs – en ja, zelfs de feminisering van de hele maatschappij. Zo kom ik weer uit op mijn eerdere punt; het belang van toegeschreven rollen en taken. De filosoof Plato beschreef al dat voor geluk niet alleen een geldelijke beloning belangrijk is, maar daarnaast aanzien en waardering. Als je jezelf met je taak vereenzelvigt ben je eerder geneigd om het onderste uit de kan te halen, om werk te leveren van een hoge kwaliteit, en daardoor zullen mensen jou benaderen en prijzen. Ook ontwikkelt men eigen kwaliteiten binnen zijn beroep, en werkt dus aan zelfontplooiing. Maar zoals ik al aangaf is de student in het huidige onderwijs een nummer geworden. Klassen worden steeds maar groter, werkstukken worden becijfert en daarna komen ze in een bak terecht met duizenden exemplaren, of worden vernietigt. Een persoonlijk compliment is er dikwijls niet meer bij, studenten verdwijnen in de anonimiteit. Mijn ervaring is dat studenten op de universiteit daarnaast afstandelijk met elkaar omgaan, van solidariteit is niet echt sprake.
Gefeminiseerde samenleving
Ten slotte biedt dit alles een verklaring voor het “boys problem”. Evolutionair is het een eigenschap van de man om een gezin te stichten en dat te bewaken, te beschermen, en te voorzien. Als er geen gezin is, kan er een andere rol als voorvechter voor in de plaats komen, bijvoorbeeld in dienst van een bedrijf. Denk aan de Westernheld, die in zijn jonge jaren over de prairie zwierf en het een en ander aan wapenfeiten op zijn kerfstok draagt. Op een dag komt hij aan in het zoveelste dorpje, waar hij zich ontfermt over een meisje dat haar familie is kwijtgeraakt; hij wordt haar beschermer en ze beginnen zelfs een relatie. De vagebond loopt niet te koop met zijn emoties, maar zet de tering naar de nering en doet wat nodig is. Uiteindelijk trekt hij niet meer verder naar een volgend dorp, maar is klaar om zich te vestigen, en met het meisje koopt hij een boerderij om gezamenlijk oud te worden.
Het verhaal van de Westernheld is natuurlijk een übercliché, maar het stoelt wel op de gebalde levenservaring van vele generaties. In onze gefeminiseerde samenleving zijn er geen duidelijke rollen en taken meer; mensen shoppen doelloos rond, verdwaald in wispelturig consumentisme en de onpersoonlijke geformaliseerde instituties. Ze hoppen van baantje naar baantje, ruilen de ene studie in voor de volgende; we zijn met z’n allen in feite inwisselbare uitzendkrachten geworden. De kern van het “boys problem” is dat zo lang een man niet ervaart dat hij onmisbaar is, hij geen reden tot commitment ervaart. Vrouwen behalen in het huidige onderwijs gemiddeld betere resultaten dan mannen omdat ze goed zijn in het absorberen en herhalen van lesstof. Ze halen een goed punt voor een proefwerk en leveren een netjes verzorgd werkstuk in. Maar daarna…wordt het geleerde al gauw weer vergeten, waar het voor mannen langer relevant blijft doordat mannen in hun vrije tijd eerder discussies aangaan over politieke en wetenschappelijke onderwerpen dan vrouwen.
Mannen beter dan vrouwen
Wellicht dat deze constatering bekritiseerd zal worden door mensen met een feministische inborst, echter het feministische gedachtegoed heeft in de West-Europese samenleving zo’n brede acceptatie (en daarmee machtspositie) verworven dat het ongezond is om er niet zo nu en dan tegen in te gaan. Als een man een tekst leest komen aanverwante zaken in zijn geheugen boven die hij onthield omdat ze hem aanspraken. Zo combineert hij kennis uit verschillende vakgebieden en komt tot nieuwe inzichten. Omdat het merendeel van de bekende genieën uit mannen bestaat, durf ik te stellen dat waar vrouwen zich bij het studeren richten naar verwachtingspatronen van buiten, mannen werken vanuit intrinsieke motivatie; zij leggen zo nieuwe verbanden en onthouden feiten hierdoor ook beter op langere termijn.