Er was eens een land waar iedereen hard werkte en zich bekommerde om het mijn en wat minder om het dijn. Noem het tolerant, noem het onverschillig, maar als eenieder zich vooral druk maakte om zijn eigen leven, was de samenleving welhaast een utopie. Weliswaar trokken veel van deze mensen zich terug binnen een zelfgeconstrueerd geheel van regeltjes, dogma’s en omgangsvormen waarbij ze elkaar de maat namen, maar die ander, die liet je vooral met rust. Ja, het was bijna een utopie.
Toch was het vaak benauwend. Een omslagpunt zorgde voor meer individualiteit, voor ontworteling uit die cultuur van zelfverzonnen ditjes en datjes die het leven nu ook niet altijd erg plezierig maakten. Met man en macht werd gewerkt om die imperfecte utopie te transformeren tot een samenleving die de nieuwe Tuin van Eden moest worden. En heel even kwamen de dappere aanjagers van dit Verlichtingsproces in de buurt van een land dat in alles beter zou zijn dan wat er ooit was, is en komen zou. Was dit dan die post-Apocalyptische Nieuwe Wereld, overigens ook zo’n begrip uit de traditie waarmee men had gebroken?
Een man won laatst een modellenwedstrijd voor vrouwen. Ja, de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze hij inmiddels een zij was geworden. Maar voor iemand wiens leven in het Oude Land geheel overzichtelijk was, zal zelfs dat niet goed uit te leggen zijn. Want het land waar deze hij een tv-programma voor haar won, is hetzelfde land waar enkele decennia daarvoor bijna een paradijs werd gesticht. Van dat paradijs is weinig meer over, hoewel de verlichters van weleer en de generaties na hen graag denken van wel.
Wat ging er fout? Met het overboord gooien van het mijn-en-dijn-principe, verwerd het volk tot een grauwe massabrij waaruit eenheidsworsten geperst werden. Onverschilligheid laten doorgaan voor tolerantie kon niet langer, en tolerantie was niet meer ‘doe vooral wat je goeddunkt’ maar betekende vooral dat alles wat anders, exotisch en divers was, te allen tijde met open armen ontvangen diende worden, alles wat voorheen taboe was moest nu aangemoedigd en toegejuicht. Want dat was tenslotte hét toonbeeld van de multidiverse samenleving die men wilde zijn en bovendien de definitieve breuk met het pijnlijke verleden. Wie niet meedeed, paste niet in die samenleving. Nee, voor hen was dan weer geen ruimte.
De verschilligheid, ooit een mooi streven, werd een juk, een onomkeerbaar proces dat steeds meer ruimte eiste in het publieke domein en monstrueuze proporties aannam. Zo kon het dat een breedgedragen journalistiek platform in die samenleving nu niet langer zoekt naar kwaliteit bij haar schrijvers, maar in de eerste plaats selecteert op diversiteit. Wie daar opmerkingen over maakt, heeft een hekel aan diversiteit en gunt ‘de ander’ het licht in de ogen niet. Dat zulke niet-verlichte mensen nog vrij rondlopen… Bespottelijk! Dat een omgebouwde man de gedoodverfde winnaar is bij een modellenwedstrijd, omdat zoiets het verlichtingsideaal weer bijzonder mooi etaleert, moet je niet hardop zeggen. Alleen seksisten en homotransgenderfoben vinden zoiets. En dat zijn allemaal mensen die niet verlicht zijn bovendien.
Dat meer invloed van religie in het publieke domein onwenselijk is, daarover zijn ze het wel eens in schijn-Utopia. Maar men moet wel rekening houden met de gevoeligheden van de ander, als die ander een religie aanhangt waardoor hij aanstoot kan nemen aan zekere lingerieposters in bushokjes. Dat heet simpelweg fatsoen. En fatsoen, weet iedereen, moet je doen! Vragen hoeveel van die religie een land dan aan moet kunnen, is onwenselijk. Vragen stellen over spanningen die vluchtelingen opleveren is dat eveneens. Men is nu divers, fatsoenlijk en kijkt met frisse blik richting de toekomst, waar gehoofddoekte eenhoorns spelen op regenbogen waarbinnen alle kleuren uit het kleurenspectrum vertegenwoordigd zijn. Behalve wit, want wit is geen kleur. Wit is iets waarover je je in de nieuwe maakbaarheidssamenleving schuldig moet voelen, want wit kan als kwetsend worden ervaren. Erken dat, of wees bereid kapotgemaakt te worden.
Hoofdschuddend kijkt de oudere, uit haar zuil ontzette generatie naar haar nakomelingen. Achteraf bezien was die zuil inderdaad misschien niet zo’n goed idee, maar overzichtelijk was het wel. Je hoefde in elk geval niet verplicht alles te slikken, er was ruimte voor confrontatie met de ‘ander’ zonder dat de ene of de andere partij gedemoniseerd hoefde te worden. De ander was anders, en dat was prima. Bovenal was er een soort van laïcité, waardoor iedere burger in zijn of haar zuiltje zich veilig wist. Dat is niet langer. Verplichte politieke correctheid, fatsoen en diversiteit zijn de waarden van een nieuwe geloof dat de scheiding tussen kerk en staat ontwricht.
Zoiets zou hier gelukkig niet mogelijk zijn. Toch?