Vriendin G kwam van streng gereformeerde huize en het eerste wat ze in haar studententijd deed, was het juk van het geloof met een grote boog van zich afwerpen. Toch lukte dat minder goed dan het op het eerste gezicht leek. Ze bleef in haar doen en laten ‘een gelovige’ en controleerde op maandag streng of ik in het weekend wel naar die première van een moeilijk Nederlands vioolconcert was geweest en een ‘must attend’ lezing over Spinoza in de Rode Hoed had bijgewoond.
Het benauwende geloof uit haar jeugd had qua inhoud geen vat meer op haar. Maar hardnekkige patronen die eigen zijn aan geloof, zoals dogmatiek en fanatisme, bleven onbewust aanwezig en zijn blijkbaar moeilijk om echt los te laten.
Ook onze ‘moderne’ samenleving vertoont opvallend religieus gedrag: aanslagen en rampen worden niet meer het hoofd geboden met een praktisch plan van aanpak, maar met gebed, zang en symbolische kleurstellingen. Pray for Berlin of Aleppo doet me denken aan mijn jeugd, waarin de dominee opriep om te bidden voor de Christenen achter het IJzeren Gordijn of voor zieltogende Afrikanen, getroffen door sprinkhanen of droogte. Veiligheid streven we gevoelsmatig niet meer na met concrete maatregelen zoals grenzen en bewaking, maar door reflexmatig onze toevlucht te zoeken bij Hogere Machten. Verkleumd op een plein ‘We are the world’ zingen is net zo irrationeel als urenlang samen zingen in een Evangelische kerk in de hoop dat de Heilige Geest neerdaalt en één van de broeders of zuster in tongen losbarst om Gods woord te openbaren.
Religie had ooit de functie om de groep bijeen te houden. Een evolutionair voordeel dat verankerd ligt in ons brein en ondersteund wordt door neurotransmitters die het beloningssysteem activeren in combinatie met knuffelhormonen die voor een aangenaam gevoel van verbinding met de groep zorgen. Verlichting en rede, zo hoopten we, zou ons uiteindelijk bevrijden van dat primitieve dier in ons, uitsluitend gedreven door seks, macht en overlevingsdrang.
Maar hebben we onszelf als diersoort niet overschat door te hopen dat de Verlichtingsidealen ons daadwerkelijk zouden bevrijden van deze primitieve patronen? Als een penetrante wierooklucht dringt de geur van religie zich steeds meer op in onze maatschappij. Goed en kwaad denken en het demoniseren of verketteren van andersdenkenden komt in de plaats van het debat en ‘agree to disagree’ met behoud van respect voor de ander.
Het is bon ton om het vaccineren van kinderen ter discussie te stellen en een goed of slecht ‘gevoel’ krijgt tegenwoordig net zoveel ruimte als wetenschappelijk bewijs. Symbolisch vond ik een fittie op social media: een vriendinnengroep wilde mediteren om ‘positieve energie’ voor een door kanker getroffen vriendin te mobiliseren. Die ene vriendin die voorstelde om gewoon een pan soep te brengen en te helpen schoonmaken ‘begreep het niet’ en werd nota bene weggezet als koud en gevoelloos. Intellectuele bolwerken zoals universiteiten distantiëren zich op essentiële punten van ratio en debat en nemen openlijk standpunten in over goed en kwaad. Israel is slecht en Palestina is goed. Dat mag je vinden achter je eigen voordeur, maar een wetenschappelijk instituut hoort niet te boycotten of bepaalde sprekers te saboteren omdat ze uit het verkeerde land komen.
Gelovigen van eigen bodem worden met moeite serieus genomen en ‘Godverdomme’ mag je zonder blikken of blozen roepen in de publieke ruimte want dat kwetst toch niet. Veel van wat verwijst naar de inhoud van onze eigen religieuze tradities wordt geneutraliseerd met een politiek correcte saus: een Kerststol is kwetsend, een Feeststol niet. Maar het feit dat we onze tastbare religieuze tradities bewust overboord zetten bevrijdt ons desondanks nog altijd niet van onze diep gewortelde neiging tot religie.
Ons design is en blijft gelovig en zo lang we dat niet realiseren zetten we de verkeerde zaken overboord en aanbidden we valse Goden. We denken dat we de wereld wurgen met onze kerstkransen en zoeken waardeloze aflaten in de hoop dat we toch nog deugen.