Bijzonder was het wel, een parlementair verslaggever die het volk opriep om tegen mij in opstand te komen. Aanleiding was mijn protest vorige week tegen het lekken van informatie uit de begrotingen, terwijl ik en andere Kamerleden onze mond moesten houden. Als niemand protesteert wordt iets gewoon, het onaanvaardbare wordt dan tot norm verheven. Voor Kamerleden gold een embargo tot aan Prinsjesdag, wij moesten van premier Rutte zwijgen. Toch lekten de ministeries voor hen welgevallige informatie en daarmee creëerden zij voor zichzelf een controle-vrije periode. In de Tweede Kamer vroeg ik de premier om opheldering. Ik zei dat ik niet wist wie er gelekt had, maar dat voorlichters, ambtenaren of politici die dit deden niet thuis hoorden op een ministerie, maar eerder in een kamertje met tralies. Vanuit het hele land kreeg ik steun voor mijn optreden, mijn e-mail liep vol met berichten van mensen die schreven dat ik vooral moet volhouden, omdat zij vinden dat ook politici zich moeten leren gedragen. In Den Haag waren de reacties echter heel anders.
Het is een politieke truc uit de oude doos: op het moment dat een boodschap je niet bevalt, maak je de boodschapper verdacht. Dat begon met een reactie van D66-leider Pechtold, die in de Kamer op hoge toon beweerde dat ik alle ambtenaren verdacht maakte en in de gevangenis wilde stoppen – om daarna parmantig de zaal uit te lopen. De dag erop stelde ook premier Rutte dat ik ‘een beetje uit de bocht vloog’. Daarna kopten een aantal journalisten de bal in. Jos Heymans van RTL Nieuws beschreef mijn ‘gekerm’ als een goedkope poging om in het nieuws te komen. Deze ervaren journalist zou echter moeten weten dat het niet mijn ambitie is om een media darling te zijn. Bas Soetenhorst riep in Het Parool grappend op tot een volksopstand, op het moment dat door mijn protesten lekkende politici zouden worden aangepakt. Andere journalisten waren het echter wel eens met mijn kritiek. Lex Oomkes ergerde zich in Trouw aan de ‘goed georkestreerde’ goednieuwsshow en meende dat de media zich niet voor het karretje moesten laten spannen van de macht.
Ook veel andere journalisten schreven over de lekken, vaak met een gevoel van gelatenheid (dit kun je toch niet voorkomen), maar ook met een grote mate van ongemak (dit hoort niet zo te gaan). Die discussie onder journalisten is denk ik heel goed, maar voor mij niet genoeg. In het verleden heb ik premier Rutte gevraagd om onderzoek te doen naar de lekken, maar dat weigerde hij steeds, met het argument dat de groep mensen die vooraf de stukken kreeg veel te groot zou zijn. Dit jaar deed de premier echter een interessante uitspraak, toen hij zei dat het niet zozeer ambtenaren, maar vooral politici zijn die lekken (‘Het schip van Staat lekt meestal van de bovenkant’). Dat maakt de groep van verdachten een stuk kleiner en een onderzoek veel gemakkelijker. De enige manier om lekken echt te voorkomen is door stukken niet langer geheim te houden. Dat kan gemakkelijk, want informatie die naar de media kan worden gelekt kan ook naar de Kamer worden gestuurd. Dan hebben alle politici en journalisten een gelijk speelveld en kunnen we een eerlijk debat voeren.
Ronald van Raak schreef eerder over politiek spinnen, strategisch lekken en foutief informeren in Den Haag.