Een hoofddoek (‘hijab‘) is een hoofdbedekking die door sommige moslimvrouwen wordt gedragen om hun haar, nek en oren te bedekken, maar waarbij het gezicht zichtbaar blijft.
Het gebruik van de hijab is sinds de jaren 1970 wereldwijd in opmars en wordt door veel moslims gezien als een uiting van bescheidenheid en geloof.
De term hijab werd oorspronkelijk gebruikt om een afscheiding, een gordijn, aan te duiden, of werd soms gebruikt voor de Islamitische regels van bescheidenheid. Het woord hijab in de Koran verwijst niet naar vrouwenkleding, maar eerder naar een ruimtelijke afscheiding.
De niqab is een gezichtssluier die het gebied rond de ogen vrijlaat, terwijl de burqa het hele gezicht en lichaam bedekt.
Het dragen van een hijab en andere kledingstukken wordt vaak gezien als een Islamitische gewoonte, maar het is niet één van de vijf zuilen van de islam, en zowel de Koran als de Hadith zijn enigszins dubbelzinnig over de juiste kleding.