Toen ik onlangs speechte op het Europarlement over de politieke islam, maakte de toespraak wat los bij het guurlinkse deel van Twitter. Met ‘eindspel’ bedoelde ik de invloed die beslissend bepaalt hoe onze cultuur in de nabije toekomst zal zijn. In de zaal zelf was het al waarneembaar: toen Manel sprak over het belang van meisjes om onderwijs te kunnen volgen in islamitische landen, waren er gehoofddoekte vrouwen die hun ongenoegen zichtbaar maakten. Een toehoorder van onze speeches vroeg zich af wie de bondgenoten van links progressivisme nu eigenlijk zijn.
Twitteraars kunnen moord en brand schreeuwen maar bij hen is nog niet het begin van werkbare oplossingen of vernieuwende analyses te bespeuren. Daaruit leid ik af dat mijn denken leidend en initiërend is, en het hunne reagerend en volgend. Dit artikel gaat uitvoerig in op het belang van vernieuwing, geestelijke vorming en vooruitdenken.
Wie op de wat langere termijn kijkt, ziet namelijk dat West-Europa in de jaren ’30 nationalistisch was, toen in de jaren ’60 extreemlinks en oikofoob. Nu bewegen we naar een tussenliggende positie – voor de zuurlinkse schreeuwers op Twitter voelt dit alsof we weer in nazi-Duitsland zijn. Nog steeds weigeren zij te zien dat je geen racist bent wanneer je aantoont dat sociale cohesie noodzaakt tot bewaakte grenzen en een gecoördineerde bevolkingspolitiek, lettend op de voelbare wrijving tussen culturen.
Ondertussen hebben VVD en CDA – die bestaan om deze schreeuwers weerwoord te bieden – hun langetermijn visies ingeruild voor simpeler slogans als “Een hele goede morgen” en “Dit vaasje moeten we samen heel houden”. Wie het denken verder wil brengen, moet zich richten op wat Plato en Nietzsche over de wereld dachten, op Machiavelli en Orwell. Of op Houellebecq eventueel. Maar beslist niet op het verontwaardigde gemor van de loonie left.
Mocht dit laatste wat nonchalant overkomen, weet dan dat ik uitga van nieuwsgierige en intelligente lezers die buiten bestaande kaders durven denken en uitstekend in staat zijn om zichzelf te informeren. Er zijn ook columnisten voor wie dat wat te hoog gegrepen is. Sommigen meten zich de rol aan van de woedende onderbuik van Nederland. En die zichzelf – zelfs al hebben ze een uitstekende dag – in hun woede moeten opzwepen zodat ze hun dagelijkse kunstje weer kunnen afleveren. Wat een verbolgen en ééndimensionaal bestaan moet dat zijn! Gelukkig ervaar ik nog voldoende intellectuele ademruimte om steeds weer na te denken over nieuwe visies en ideeën.
Intussen is ‘rechts’ gewend geraakt aan de masochistische rol van reparateur, meer loyaal aan het bestel dan aan de eigen doelen. ‘Links’ leeft op bij verkiezingen omdat het plannen belooft die resoneren met de progressieve cultuur: het redden van de aarde en van ‘zielige’ migranten. Toch hebben die plannen vaak beleidsmatig schadelijke gevolgen. Daarna komt ‘rechts’ weer aan de macht om ‘de rommel op te ruimen’ en ‘het systeem werkbaar te houden’ – echter zónder dat de culturele agenda opnieuw wordt opgesteld.
Mainstream rechts komt er niet toe om de progressieve cultuur – die de bron is van de ellende – zelf te challengen. In hun harten hebben zij namelijk aanvaard dat links opkomt voor de kwetsbaren en daarom aan de ‘goede kant van de geschiedenis staat’: ten beste kunnen ze de linkse plannen temperen. Dit is de grote ziekte van VVD en CDA en om uit dit patroon los te breken is een Nietzscheaanse ‘omkanteling van alle waarden’ nodig. De grote ironie is natuurlijk dat deze analyse wel degelijk is binnengekomen bij de VVD – zie Avondland en Identiteit (2015) – maar vooralsnog is er weinig mee gedaan. Het FvD is – terecht – met deze vernieuwende formule aan de slag gegaan.
Meerdere werken tonen dat er behoefte is aan een vernieuwend en scheppend bewustzijn. Het boek Beginnen zonder einde (2017), door Ewout van den Engel, legt de vinger op de zere plek. Velen voelen zich verlaten “in een wereld waarin de technologie onhoudbaar voortschrijdt en de maatschappelijke verwachtingen torenhoog zijn. Een lege, kale wereld zonder God, waarin mensen – hoewel meer verbonden dan ooit – los staan van hun omgeving en elkaar.” Dit bondige boekwerk is de moeite waard omdat het benadrukt dat een scheppend bewustzijn zich niet mag laten remmen door de last van het verleden. En voor de liefhebber bevat het ook seksueel affirmatieve vrouwen, die als muzen onontbeerlijk zijn voor de creatieveling die schept naar een Nietzscheaans zelfinzicht.
Of beter gezegd: het Nietzscheaanse begint waar het zelfinzicht stopt – daarom spreken we beter van ‘zelfverwerkelijking’. Want een cultuur die is bevangen met een overdosis introspectie is teveel aan het tobben om proactief te kunnen scheppen. En zo komen wij op het belang van intrinsieke validatie, wat niets anders betekent dan zelf waarde toekennen. Het nieuwe realisme moet er überhaupt niet naar streven om bijvoorbeeld een NRC-boekenprijs te winnen. Maar moet een eigen boekenprijs oprichten. En niet één maar vele.
Nu zal iemand zeggen: “Maar dat zul je alleen doen omdat je er niet bijhoort, omdat je toch niet zult winnen vanwege je mening.” Echter, in de ogen van het brede publiek betekent het winnen van de huidige prijzen uitsluitend dat je deugt in de ogen van een D66-lijfblad. Het nieuwe realisme heeft het momentum. Als wij beslissen een nieuwe boekenprijs serieus te nemen, dan zal die serieus zijn. Wij valideren intrinsiek – en alles wat wij niet meer tot ons rekenen, zoals zo’n NRC-boekenprijs, dat laten wij achter ons. Met open ogen speurt men de horizon af naar alternatieven. Het initiatief zal in goede aarde vallen: de tijd is rijp.
In het blad Epoque besprak de Belgische historicus David Engels ‘The Benedict Option’ en ging hij in op de vita passiva en de vita activa. Het leven zou zich op twee wijzen gestalte laten geven: in een innerlijke afgrenzing van de dominante cultuur (zoals hoe Benedictus zich in een klooster terugtrok), of juist door een tastbare en dus politieke inwerking op gebeurtenissen na te streven. Toch is het óók mogelijk de scheppende krachten vorm te geven binnen een eigen Zuil. Zoals ik in een recent artikel afleidde uit de overwinningsspeech van Thierry Baudet, komt dit neer op een grote exodus uit de deugcultuur – hieraan is een groeiende behoefte, neem nu deze twee tweets:
Om de bezielende kracht begrijpelijk te maken die aan die ‘grote exodus’ ten grondslag ligt, omschrijf ik twee modes of being: grofweg ‘zijn tot behoren’ en ‘zijn tot scheppen’. Het zijn tot behoren is getekend door een gevoel van waakzaamheid – het conserveren van tradities en een leefsfeer die op het punt staat te verdwijnen. Er is een beperkte bron van scheppende kracht – kennelijk is die schepping al uitgewerkt en wat die heeft voortgebracht moet worden bewaakt en afgeschermd om een ‘puurheid’ te behouden. Denk aan conservatieven die zich op zondagmiddag in een salon opsluiten en nostalgisch mijmeren over de goede oude tijd dat Bach en Beethoven zich nog in populaire belangstelling verheugden. Impliciet heeft zo’n wereldbeeld de aanname dat het goede niet meer terugkomt en dat de scheppende krachten zijn uitgeput. Het is impliciet defaitistisch.
Het zijn tot scheppen is zich echter bewust van een grote voortvloeiende innerlijke kracht: het kan veel meer wendbaar met de wereld omgaan omdat het zich niet kan voorstellen dat die zelf-scheppende energie zou kunnen wegvallen.
Vergelijk dit met een analyse over kamermuziek van Charles Lindholm in Culture and Authenticity (2008). Gaat het om een eigen creatieve kracht die het beroemde muziekstuk in je opwekt – de spirituele vervoering en verbondenheid die je bij het werk ervaart? Of om de historische puurheid, waarbij authenticiteit neerkomt op het volgen van de vastgestelde en vastomlijnde regels die het muziekstuk definiëren? Wil je de muziek in leven houden door het formalistisch in een ‘zuivere staat’ door te geven, of wil je het juist doorleven om er vanuit een eigen creativiteit variatie en expressie aan toe te kennen? (daarom is de Resident Evil 2 Remake briljant – het laat je de essentie van het origineel beleven maar gaat qua grafische techniek met de tijd mee).
Zijn tot behoren is zeer geoccupeerd met de vraag: ben ik authentiek en bevind ik me in het juiste gezelschap, ben ik bij de juiste stam? En dat is précies het Nietzscheaanse thema – op het moment dat je vraag stelt ‘ben ik authentiek?’, dan ben je het eigenlijk niet meer. “Mensen in het verleden waren authentiek precies omdat ze niet over hun authenticiteit nadachten; ze vergeleken zich niet met anderen – ze waren eenvoudigweg, zonder introspectief zelfbewustzijn.” aldus Lindholm.
Aan ‘zijn tot behoren’ ligt het besef ten grondslag dat je in een wereld verzeild bent geraakt die vervreemdend is aan een eigen essentie. Je dreigt die eigenheid te verliezen en klampt je vast aan een identiteit om dat gevoel van verlorenheid af te wenden. Dit gevoel wordt omschreven in de opening van Beginnen zonder einde: “Ik ben opgegroeid in een stad zonder historisch besef. En de nieuwe historie van de stad, die kende men niet. Moderniteit kent geen verleden. Kapotte straten werden gemaakt en graffiti werd zo veel mogelijk verwijderd. Zo bleef alles mooi en nieuw en daarmee tijdloos. Voor het eerst sinds 22 jaar was ik in de wijk waar ik opgroeide. Niets was echt veranderd. Men had bloembakken geplaatst op het veld waarop ik vroeger speelde en het houten bruggetje over de singel was vervangen door een stalen exemplaar. De rest stond nog zoals ik het me herinnerde, even nieuw.”
Een dergelijke bekommernis kan alleen maar opkomen, omdat de ik-figuur dat authentieke in zichzelf ervaart als een flakkerend vlammetje, dat kan worden uitgeblazen. De grondhouding is hier beperktheid. Daarentegen is bij het zijn tot scheppen de hele wereld je canvas – hier is de grondhouding overvloedigheid.
Tot slot neem ik het voorbeeld van een echt slot, namelijk kasteel Hohenzollern. Deze middeleeuwse vesting werd in de negentiende eeuw herbouwd met industriële productietechniek. Het werd gebouwd vanuit een Nietzscheaanse levenslust: “Ik heb hier in het heden mijn wensen – die wil ik verwerkelijken en daarbij kijk ik hoe het verleden mij kan dienen om wat in mij leeft vorm te geven.”
Zodoende pak ik het beste mee van de Klassieke Oudheid; ik neem het fraaiste van de middeleeuwse architectuur en gebruik de meest moderne techniek beschikbaar. En wie zegt dat dit niet kan, die moet zijn mond houden en mij niet voor de voeten lopen – ik ga mijn gang wel. “Those who say it can’t be done are usually interrupted by others doing it” aldus de Afro-Amerikaanse auteur James Baldwin. Ik trek mijn plan en het gepruttel dat het niet zou passen of mogen, laat ik achter me.
Het zijn tot behoren, echter, zou op dat moment in een diepe vertwijfeling raken of dat plan misschien afbreuk doet aan het sfeerwezen van de stijl waaraan hij of zij de eigen identiteit ontleent. Terwijl het scheppende bewustzijn denkt: ik zet dat kasteel neer en dat zal vanzelf mensen voor zich winnen. En het zal – als er een eigen bevlogenheid aan ten grondslag ligt – vanzelf nieuwe tradities doen ontspringen. Het zijn tot scheppen wil uitleven het zijn tot behoren wil navolgen. Nu regressief links steeds verder ontspoort en zich uitput in moreel verontwaardigd geschreeuw, roept de tijdsgeest om een intrinsiek validerend bewustzijn dat schept en handelt vanuit nieuw realisme.
U kunt Sid Lukkassen steunen via BackMe, dit helpt enorm – veel dank! Het volgende evenement van DNZ is op 20 april. In Amsterdam zullen Sander Boon en Arno Wellens spreken over de economische situatie in samenhang met de opkomst van de gele hesjes.