Den Haag moet een ‘halalstrand’ krijgen, althans dat wil Arnoud van Doorn. De politicus, die de Partij voor de Vrijheid verliet voor de islamitische Partij voor de Eenheid, plaatste op Twitter foto’s van zijn schriftelijke vragen over de behoefte aan zo’n strand onder moslims. Blijkens de website van de gemeenteraad van Den Haag zijn de vragen nog niet ingediend, of ze zijn nog niet verwerkt.
De behoefte voor zo’n strand is begrijpelijk gelet op het groeiende aantal moslims in ons land. Van Doorn wijst erop dat 57 procent van de inwoners van Den Haag van niet-westerse allochtone afkomst is. Ruim 70 procent daarvan zou moslim zijn. Binnen de moslimgemeenschap zijn orthodoxie en fundamentalisme goed vertegenwoordigd. Buitenechtelijk fysiek contact kan vanuit orthodox of fundamentalistisch oogpunt niet worden toegestaan. De schoonheid van de vrouw moet worden verborgen, zodat de man zich niet aan haar kan vergrijpen. Vrouwen die Allah willen bevredigen moeten zich daarom goed bedekken; in wijde kleding zodat lichaamsvormen niet meer herkenbaar zijn, en het liefst met een gaasje voor de ogen. ‘Is dat laatste niet wat overdreven?’ hoor ik u denken. Maar vergeet niet hoe sprekend juist de ogen zijn. De ogen tonen blijdschap en verdriet, maar ook wanneer een mens geil is. En omdat de mannelijke moslim zich wellicht niet kan inhouden bij het zien van een pluk haar, een goed gevormde bil in een spijkerbroek of een liefelijke sprankel in het vrouwelijke oog, moet de vrouw zich geheel bedekken. Als kleding bestaat de islamitische sluier in allerlei vormen waarvan de boerka de meest vergaande is. Zo zijn er bijvoorbeeld ook nog de niqab (het gaasje voor de ogen is weg), de chador (het gezicht is zichtbaar) of de hoofddoek (die het haar en eventueel de hals, nek en schouders bedekt). Hoewel de boerka de man de meeste bescherming biedt wordt de boerka in Nederland het minst gedragen. De hoofddoek is de meeste geziene sluier en wordt gekozen als ‘middenweg’ tussen het aardse levensplezier van de vrouw en het knielen voor de islam. Maar de vraag waarom de man zich niet hoeft te bedekken wordt niet gesteld. De assumptie lijkt te zijn dat vrouwen hun seksuele driften beter kunnen beheersen. Door hen in tenten te laten rondlopen of met een sjaal om het hoofd onderdrukken we ze niet. Nee, het toont hun kracht. Het toont dat zij wel boven lichamelijkheid en seksualiteit staan.
Je zou die onzinnige goedpraterij bijna gaan geloven, maar laten we nog even meegaan met Van Doorn. Het maakt namelijk begrijpelijk waarom moslims zich ongemakkelijk voelen op stranden. In zijn schriftelijke vragen schrijft Van Doorn: “Niet alleen moslims, maar ook vele andere inwoners voelen zich onprettig bij het aanzien van zeer schaars geklede en niet zelden onesthetisch vormgegeven strandgangers.” Van Doorn klaagt over onesthetisch vormgegeven strandgangers. Bedoelt hij daarmee mensen met overgewicht? Zo ja, dan kan hij mensen beter stimuleren om plantaardig te gaan eten; dat komt het lichaam al gauw ten goede. Maar, en dat is hier belangrijker, wat is het probleem met bloot? Of dat nu in badpak, zwembroek, bikini, topless, of zelfs helemaal naakt is. Waarom voelen mensen zich onprettig bij dat aangezicht? Onze lichamen horen bij ons en vormen een deel van onze ‘ik’. Ze geven letterlijk iets bloot van wie we zijn. Maar de vorige alinea toont het probleem van bloot voor moslims. Alle vrouwen op het strand die meer laten zien dan hun gezicht, handen en voeten – en voor sommigen is zelfs dat al te vrijzinnig – zijn aanstootgevend. Daarom moet er een islamitisch strand komen. Dat zo’n strand emancipatie tenietdoet door man en vrouw ongelijkwaardig te behandelen maakt Van Doorn niet uit.
De website van de Partij voor de Eenheid vermeldt: “De islamitische normen en waarden zullen te allen tijde leidend zijn bij de handelingen van de partij. Politieke standpunten worden getoetst aan de Islamitische leer.” Slechts “waar nodig zal de partij ook de belangen van niet-moslims vertegenwoordigen”. Eigenlijk wil Van Doorn dat alle stranden ‘halalstranden’ worden, maar dat kan hij natuurlijk niet zeggen. Daarom beroept hij zich op het ‘gelijkheidsbeginsel’. Van Doorn schrijft op Twitter: “Er zijn meer Islamitische Nederlanders dan nudistische Nederlanders. Dus ik zou niet weten op welke grond er geen halal strand zou mogen komen.” Dat is redeneren vanuit de tirannie van de meerderheid: wanneer de meerderheid een privilege wil krijgen moet dat automatisch gebeuren, los van de argumenten, zeker wanneer de minderheid dat privilege al bezit. Maar laten we Van Doorn niet aanvallen op deze redenering, aangezien het een façade betreft. De werkelijke redenering is dat het leven op aarde in overeenstemming moet zijn met de wil van Allah.
De casus omtrent het ‘halalstrand’ is een interessante om in elk geval twee redenen. Ten eerste omdat de kwestie de discussie over het taboe op naaktheid in het leven roept. Ja, de Nederlandse televisie is doorgaans redelijk vooruitstrevend met programma’s als Adam zoekt Eva en onze films bevatten meestal wel enkele blootscènes. Maar in het dagelijks leven is dat toch anders. Hoeveel mensen schamen zich niet voor hun lichaam? Waarom zie je in de zomer niet meer mensen shirtloos door het park lopen? Hoeveel mensen durven de sauna niet te bezoeken op de naaktdagen? Hoeveel vrouwen zonnen nog topless? Hoeveel mensen slaan douchen over na het sporten in groepsverband of douchen in hun onderbroek? Is het niet tijd om ons verder te ontdoen van de laatste spartelingen van de religieuze erfenis van geen bloot in het openbaar?
En ten tweede, en dat is het belangrijkste met betrekking tot deze discussie: het dwingt mensen na te denken over subtiele, geleidelijke vormen van islamisering. Wellicht vraagt u zich af wat voor kwaad het kan om toe te geven aan zoiets ‘onschuldigs’ als een islamitisch strand? Als zo’n substantieel deel van de bevolking daar behoefte aan heeft, waarom zouden we daar dan moeilijk over doen? Wellicht denkt u nu: ‘er is een hondenstrand voor hondenliefhebbers en een naaktstrand voor wie naakt wil recreëren. Mensen die daar behoefte aan hebben zijn zo niemand tot last en krijgen wat ze willen. Waarom zouden we de behoefte van moslims aan een islamitisch strand bestrijden?’ Dat is een goede vraag. Uw tegenstander wijst er wellicht op dat er een verschil is met de hondeneigenaar en de nudist. De hondeneigenaar en de nudist zijn niet welkom op het reguliere strand, maar de boerkini-dragende moslim wel. De hondeneigenaar en de nudist vinden het zelf wel prima om op het reguliere strand te vertoeven, maar de orthodoxe moslim niet. Dus omdat de staat niet op elk strand nudisten en honden wil worden er uitwijkmogelijkheden geboden. Daarom hoeft de overheid niet perse te faciliteren in een moslimstrand. Alle moslims – ook zij die een boerkini willen dragen – zijn immers welkom op de Nederlandse stranden; sommigen willen zichzelf echter afzonderen. Maar zelfs als de overheid welwillend is mag zo’n moslimstrand niet worden gefinancierd door middel van overheidsgeld, omdat dat conflicteert met de scheiding van religie en staat. Echter, wat als een door Saoedi-Arabië gesteunde Nederlandse stichting een strandje opkoopt en een vergunning vraagt om er een islamitisch strand van te maken?
Misschien is eerst een wat neutralere vergelijking op z’n plaats. Beeldt u zich in: we leven in Nederland in 2069. Door de verandering van het klimaat zijn onze zomers gemiddeld 5 graden Celsius warmer geworden. Omdat Nederland het nu goed doet als zomers vakantieland zijn onze stranden volgebouwd met strandtenten. Elke 50 meter staat er een strandtent met een overvol terras. Overal wordt luid muziek gespeeld. Maar ik wil op het strand lopen om uit te waaien in de wind en tot rust te komen. Ik voel me onprettig bij onze stranden ondanks dat ik er welkom ben. En zo zijn er met mij nog een paar duizend mensen. Ik wil graag een ‘ruststrand’. Een afgelegen strand zonder horecagelegenheden. Waarschijnlijk zult u denken: ‘Dat is best redelijk. Het veroorzaakt geen leed. Zolang dat geintje niet te veel geld kost, prima.’
Nu komen we tot de kern van het probleem. Mijn positie in 2069 lijkt voor u wellicht op die van de orthodoxe moslim in 2019 die pleit voor een ‘halalstrand’. Er zijn echter tenminste drie belangrijke verschillen. Mijn positie in 2069 is het gevolg van mijn eigen denken voor zover dat vrij kan zijn. Het denken van de orthodoxe moslim in 2019 is het gevolg van een, door een niet-bestaande entiteit, gekaapt hersenstelsel. Deze moslim bepaalt de moraal aan de hand van het goddelijk bevel. De koran en de hadith vormen de basis voor hoe het leven op aarde wordt ingericht, voor wat goed en kwaad is. De wens voor het ‘halalstrand’ is daarom niet de wens van deze moslims zelfs, maar van hun poppenspeler.
Dat brengt mij tot het tweede verschil. Het pleidooi voor een ‘halalstrand’ is een politiek middel tot een meer islamitische samenleving; het is een vorm van islamisering. De politieke islam probeert geleidelijk aan voet aan de grond van het westen te krijgen. Stap voor stap worden onschuldig ogende privileges gecreëerd die moeten leiden tot de invoering van de sharia. De sharia vormt een raamwerk aan religieuze wetten van Allah’s wil op aarde, dat zich richt op zowel het publieke als het private domein. Zo wordt ook bepaald hoe vrouwen zich buitenshuis, waaronder op het strand, dienen te kleden. Volledig gesluierd. Arabist Hans Jansen waarschuwde er al voor: “wie islam zaait zal sharia oogsten.”
Nederland islamiseert meer en meer. Zo kent ons land een groot aantal islamitische scholen waarop koranlessen worden gegeven en – zoals recentelijk bekend werd in Amsterdam – antidemocratisch onderwijs. Er is zelfs een islamitische ‘universiteit’. Tevens kent ons land religieuze mutilatieklinieken waarin – geheel conform de Nederlandse wet – jongetjes worden besneden. De hoofddoek is niet meer weg te denken uit het bedrijfsleven. Zelfs het combineren ervan met het politie-uniform wordt besproken. Wie een bedrijfsfeestje organiseert biedt de (moslim)gasten ‘halalvoedsel’ aan, waarvoor een rund een minuut lang met doorgesneden keel moest lijden voor Allah (de sadistische Allah tolereert namelijk geen verdoving). Inmiddels bieden zwembaden al ‘vrouwenzwemdagen’ aan om te kunnen voorzien in het scheiden van de seksen. Bijna niemand durft nog een tekeningetje te maken van de pedofiele oorlogsmachine, omdat hij wordt gevolgd door veel mensen met lange tenen. Wie kritisch is op de islam is een islamofoob, een xenofoob of een racist. En zo kan ik nog pagina’s doorgaan. Voor een vollediger overzicht van de islamisering in Nederland en België, zie bijvoorbeeld het hoofdstuk Litanie in Voor vrijheid dus tegen islamisering van de Belgische politicus Sam van Rooy. Als we stranden toestaan waar alleen maar boerkini’s worden geaccepteerd, wat is dan de volgende stap? Restaurants waarin vrouwen slechts boerka’s mogen dragen? Een vrouwencoupé in de trein? We mogen niet toegeven aan de islamisering van onze samenleving. Een wereldbeeld dat uitgaat van het bestaan van een god moeten we voorlopig als onwaar afdoen. En zeker een wereldbeeld dat conflicteert met de mensenrechten, zoals dat van de politieke islam.
Ten derde is de boerkini een symbool van de onderdrukking van vrouwen. Zoals eerder uitgelegd willen orthodoxe en fundamentalistische moslims de vrouw zoveel mogelijk besluieren. Wanneer de overheid ruimte geeft voor een ‘halalstrand’ faciliteert zij die onderdrukking en valt ze emancipatie aan. Dat is natuurlijk onwenselijk.
We moeten blij zijn met het ‘bloot’ in onze samenleving. Bloot is een symbool van vrijheid, van het ontsnappen aan een oude kerkelijke indoctrinatie. Een gemoderniseerde, liberale, moslim maakt geen punt van het bloot (lees: de blote borsten, bikini’s en badpakken) op de Nederlandse stranden. De roep om een islamitisch strand komt slechts voort uit orthodoxie en fundamentalisme. Het creëren van een ‘halalstrand’ is niet zo onschuldig als het lijkt. Het is het gevolg van niet-autonoom denken. Het is een politiek middel dat moet leiden tot islamisering en het zorgt voor de onderdrukking van vrouwen. Het toegeven aan ‘halalstranden’ zou een nieuwe stap in de islamisering van Nederland zijn. We moeten de vrijheid om bloot te zijn koesteren.