Opinie

Paul Hekkens – De spankracht van maatschappelijke cohesie neemt af door open grenzen

28-11-2019 20:17

De socioloog Robert Putnam vond veel gehoor bij politici als Bill Clinton, Tony Blair en Gerhard Schröder. In Nederland trok hij de aandacht van Wouter Bos en Jet Bussemakers. Ook het motto van het kabinet Rutte-Samsom ‘Bruggen slaan’ lijkt op Putnam geïnspireerd. Dat hij vooral bij sociaaldemocraten en liberals in de smaak valt, komt omdat hij in zijn onderzoek veel aandacht besteedt aan hoe sociale cohesie te bewerkstelligen.

Putnam onderscheidt drie cohesie bevorderende krachten: bonding, linking, en bridging. Het managen van die krachten leidt tot een soort social engineering. Bonding kun je vertalen met het overbekende binden. Het gaat dan om de cohesie binnen de gemeenschap als geheel. Binden is niet alleen iets voor sociaaldemocraten. Ook fascisten vonden binden een erg goede zaak. Het Italiaanse woord fascis is het meervoud van fascio wat zoveel als bundel of bond betekent. Het Latijnse fasces betekent roedelbundel. Bridging is een begrip dat vooral in een multiculturele samenleving van pas komt, waar het streven is begrip tussen de verschillende volksgemeenschappen te kweken. Bridging kan zover gaan dat mensen als Rudi Vranckx en Marion van San zich empathisch gaan verhouden tot ISIS-vrouwen, en hun belangen gaan bepleiten voor een groot publiek.

‘Wat Putnam controversieel en daardoor ook interessant maakt, is dat hij op basis van zijn eigen onderzoek, maar in tegenspraak met zijn eigen streven naar cohesie, heeft moeten concluderen dat diversificatie de cohesie in de samenleving ondermijnt’

Bridging kan dus doorschieten. Linking kan vertaald worden als netwerken. De belangrijkste netwerksite heeft niet voor niets LinkedIn. Netwerken dient er vooral toe dat het individu met dié mensen in contact komt waar hij of zij wat aan heeft. Van iets verderaf bezien gaat het erom dat je je individueel inwerkt in de samenleving. Op de arbeidsmarkt, maar ook op de “relatiemarkt” wordt er heel wat genetwerkt. Het bijsmaakje dat netwerken aankleeft, is dat wat gezellig had moeten zijn, toch weer zakelijk wordt. De beste netwerkers zijn echter degenen die aan netwerken plezier beleven. Dat is goed zichtbaar op de relatiemarkt.

Wat Putnam controversieel en daardoor ook interessant maakt, is dat hij op basis van zijn eigen onderzoek, maar in tegenspraak met zijn eigen streven naar cohesie, heeft moeten concluderen dat diversificatie de cohesie in de samenleving ondermijnt. Op basis van deze bevinding kun je bijvoorbeeld stellen dat de forse migratiesaldi van de laatste vier, vijf jaar in Nederland de samenhorigheid in de samenleving verder zullen ondermijnen. Dat doet zich vooral voelen in economisch mindere tijden. Die zijn in aantocht.

In zijn recente lezing in Maastricht mijdt Putnam bovengenoemde controverse evenwel grotendeels. Hij focust zich op nog te publiceren onderzoek. De hele lezing gaat over wat hij de I-We-I– curve noemt. Vanaf ongeveer 1910 tot 1970 evolueert de VS van een zeer individualistische samenleving naar een samenleving met een sterke sociale cohesie. De VS nadert daarmee het niveau van cohesie in Europese landen. In de bijna 40- 50 jaar daarna (1970-2019) brokkelt die cohesie echter weer af, tot ze in de huidige tijd weer ongeveer zit op het niveau van voor 1910  De grafiek is dus een berg met de top rond 1970. Putnam toont diverse grafieken om dat patroon van die berg te laten zien. Hij kijkt naar het verloop inkomensgelijkheid, deelname aan het verenigingsleven, deelname aan kerkgenootschappen, ratio gehuwd/ongehuwd. Hij kijkt zelfs naar de ratio van de woorden wij en ik in Amerikaanse lectuur. Om de voorstanders van nieuwspraak maar meteen de wind uit de zeilen te nemen: Putnam zegt niet dat de cohesie toeneemt van veel wij en weinig ik zeggen. Naast de genoemde parameters zegt Putnam te beschikken over nog veel meer parameters die allemaal datzelfde patroon tonen van weinig naar veel, en dan weer naar weinig sociale cohesie. Het gaat dus om een hele bundel aan correlaties. Het is echter niet mogelijk één van de parameters als oorzaak aan te wijzen.

‘Van bijzonder groot belang acht Putnam het opzetten van de high school: een uit belastinggeld bekostigde vervolgopleiding van vier jaar na de basisschool’

Waar je geneigd bent je af te vragen waarom de cohesie rond 1970 een omslag van stijgend naar dalend laat zien, begint Putnam zijn verklaring met beantwoording van de vraag waarom de cohesie rond 1900 zo laag was, om vervolgens vanaf 1910 langdurig te stijgen. De tijd rond 1900, maar vóór 1910 kenmerkt zich door een trek van het platteland naar de stad, en door een zeer hoge immigratie van ook al veelal plattelandslui naar de steden in de VS. Rond 1905 en 1910 is de immigratie op zijn hoogtepunt om daarna substantieel te dalen. Al die immigranten komen in steden terecht en moeten daar wennen en hun plek veroveren. Dat levert hevige fricties op. Er zijn zelfs terroristische aanslagen van Italiaanse migranten. Of er een verband bestaat tussen dit Italiaanse terrorisme en de Italiaanse maffia daarna, stelt Putnam niet aan de orde. In de jaren na 1910 daalt de immigratie aanzienlijk om pas na de tweede wereldoorlog weer geleidelijk op te lopen.

Ook de vlucht van joden naar de VS in de nazitijd heeft niet tot een immigratiepiek geleid. Wat Putnam echter als oorzaak aanduidt van de stijgende cohesie tussen 1910 en 1970 is niet de gematigde immigratie, maar het feit dat er mensen zijn geweest die doelbewust de sociale samenhang zijn gaan organiseren. In dat opzicht noemt hij president Teddy Roosevelt, niet te verwarren met de latere president Franklin Delano Roosevelt. Van bijzonder groot belang acht Putnam het opzetten van de high school: een uit belastinggeld bekostigde vervolgopleiding van vier jaar na de basisschool. Het gevolg daarvan was niet alleen dat de VS beschikte over hooggekwalificeerde arbeiders juist in een tijd dat de industrie boomde. Ook zorgde de opleiding voor meer cohesie in de samenleving. Putnam ziet high school als een collectief project dat solidariteit vereist, maar ook solidariteit voortbrengt. Hij noemt ook  New Deal als cohesie bevorderend instrument.

‘In Nederland ging de sanering van de verzorgingsstaat door, ook als de PvdA in het kabinet zat’

Maar dan blijft toch de vraag knagen: waarom kwam er rond 1970 een omslag en ging het vervolgens langdurig bergafwaarts met de cohesie in de VS? Putnam noemt bezuinigingen met betrekking tot high school, maar de vraag is of dat de hele verklaring is. Sinds de jaren ’70 is het onderwijsniveau bij afstuderen in de VS, net als in Nederland, alleen maar toegenomen. Putnam noemt daarnaast de burgerrechtenbeweging. Hij laat met grafieken zien dat de situatie voor zwarten door het toekennen van burgerrechten niet substantieel verbeterd, maar hooguit stabiliseert op het dan bereikte niveau, dat nog steeds lager ligt dan dat van blanken. Putnam zegt het niet helemaal zoals ik het zeg, maar zo heb ik het wel begrepen – het is hoe bij mij het kwartje is gevallen: De maatschappelijke solidariteit tussen 1910 en 1979 die heeft geleid tot high school en ook tot de New Deal was vooral een blanke solidariteit op basis van blanke onderlinge cohesie. Als dan de zwarten via de burgerrechtenbeweging deelgenoot worden van diezelfde solidariteit, dan daalt de cohesie. De solidariteit raakt zogezegd uitgewoond. Er wordt dan ook bezuinigd op die solidariteit.

Je kunt het enigszins vergelijken met de sociale zekerheid in Nederland. Die was in de jaren ’70 op zijn hoogtepunt. Naarmate echter steeds meer immigranten van die sociale zekerheid gebruik gingen maken, werd ze echter te duur, en is er voortdurend op beknibbeld. Zowel in Nederland als in de VS gaat het daarbij een hardnekkige en langdurige ontwikkeling waar de diverse politieke partijen zich niet aan kunnen onttrekken. In Nederland ging de sanering van de verzorgingsstaat door, ook als de PvdA in het kabinet zat. In de VS zet zich de trend van vermindering van de cohesie gewoon door tijdens de langdurige regeerperiodes van Clinton en Obama. De boodschap lijkt te zijn dat de spankracht van solidariteit nu eenmaal afneemt als deze overstretcht raakt.

‘Dankzij de aanhoudende immigratie zal elke inzet om cohesie te bevorderen blijven steken in goede bedoelingen’

Hoewel de cohesie in de VS in de huidige tijd is teruggekeerd naar een vergelijkbaar laag niveau dan aan het begin van de vorige eeuw, toont Putnam zich optimistisch over de toekomst van de VS. Waarop hij dat optimisme baseert, blijft onduidelijk. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de situatie nu in 2019 lijkt op de situatie de situatie toen in 1910. Zowel nu als toen heeft men het te stellen met torenhoge immigratiecijfers. Zowel toen als nu bestaat er een wrevelige sfeer onder de bevolking als gevolg van de toegenomen diversiteit. Zo bezien zin de omstandigheden nu dus niet zoveel anders als toen. Als het toen lukte om de cohesie in een opwaartse trend om te buigen, waarom zou het dan nu niet kunnen? Een voorwaarde voor meer cohesie nu lijkt mij evenwel, dat eindelijk eens een halt wordt toegeroepen aan de nu al decennia aanhoudende en alsmaar oplopende immigratie. Anders blijft het dweilen met de kraan open. Dan zal elke inzet om de cohesie te bevorderen blijven steken in goede bedoelingen. Mijn stip aan de horizon is daarom: Laten we van Nederland geen metropool maken zoals D66 wil, maar een land met niet meer inwoners, dan dat haar oppervlakte overeenkomt met haar ecologische voetafdruk.