Het Nederlandse bos kenmerkt zich door vakjes, door bordjes en door de diversiteit aan paden, elk met eigen geboden en verboden. Ik verzamel paden: wandelpad, fietspad, mountainbike pad, zandpad, schelpenpad, rolstoelpad, honden aan de lijn pad, huifkarpad, hondenuitlaatpad, kabouterpad, gemarkeerde wandelroute, ruiterpad, oprijlaan, brandgang. Het bos is een oerwoud van ge- en verboden. Wie met een hond wandelt, wordt zich daarvan bewust. Vooral wanneer er een confrontatie met boswachters of boa’s heeft plaatsgevonden. Nu zijn we in Drenthe nog geen boswachter tegengekomen, maar de angst en het ontzag voor overheidsgezag maken dat we de aanlijncommando’s die ons vanuit de bosrand toegeschreeuwd worden door gebodsborden meestal gehoorzamen.
In Nederland is elk stukje grond door mensen aangeraakt.
”Ons landschap kenmerkt zich door verknoping van tal van ‘kennisvelden’, zoals het heet, namelijk juridische, waterstaatkundige, economische, klimatologische, demografische, geologische, agrarische, bestuurlijke, militaire, historische, biologische.” (p. 112).
Het Nederlandse landschap is bevolkt met bordjes. Niet alleen ge- en verbodsbordjes, of plaatsaanduidingen, maar ook met informatieborden. Die informatieborden in de natuur irriteren me. Dan lees ik zo’n paneel en heb ik het gevoel dat ik in een museum ben. Tegelijkertijd staat er soms (eerlijker: altijd) kennis op zo’n bord die je met een andere blik doet kijken. Toch lees ik er liever over in een boekje of op een website. Wie eenmaal bordjes, hekjes, paaltjes en paden ziet, gaat zich eraan ergeren. Je kunt geen vijf minuten in de natuur lopen zonder er een te zien. Er is ook een overdaad aan paden. Bos bestaat uit postzegelstukjes tussen paden, gemarkeerd door bordjes. Dat alles maakt het bos begaanbaar en ongevaarlijk. Het bos is er voor mensen, op postzegelstukjes rustgebied na. Je kunt in Nederland haast niet verdwalen in een bos. Er is geen gevaar. Het grootste gevaar zijn teken.
Een uitstapje naar Schiermonnikoog. Eindelijk was dan de langverwachte weersomslag, maar die kwam met code oranje. We waren bij strandpaviljoen de Marlijn toen de regen losbarstte. We trokken onze regenjassen aan en liepen over het schelpenpad in de duinen door de geurende regen terug naar het dorp. Kleine zwarte padden juichten in de regen. In groten getale wilden zij dolgraag naar dat wat lonkte aan de andere kant van het fietspad. Te voet konden we ze gemakkelijk ontwijken, wat een opluchting was. De hondjes zagen eruit als ratten en rilden. We droegen ze tot onze armen lam werden.
Kennis komt soms onverwacht. Zo weet ik nu dat mijn zogenaamd waterdichte regenjas niet waterdicht is en mijn waterproof rugzak evenmin. Mijn geloof in de waterdichtheid van het materiaal is empirisch weerlegd door falsificatie. We zagen meerdere bomen waarvan we meenden dat dat de boom was waar Hugo op zijn fietsje tegenaan was gebotst. Hij dook wel vaker van de weg af en lag dan met een bloedende knie op de grond. Die keer leek het erger. Ik reed achter hem aan en zag hem slingerend frontaal tegen een boom aan knallen. Dat was nog in de tijd dat kinderen geen helm op hadden (vraag me niet waarom). Ik trok hem voorzichtig uit de bosjes. Hij had een paar schrammen en een winkelhaak in zijn broek waar een telefoonboek door paste. Nu is hij met zijn broer naar opa en oma in Spanje en lopen wij mijmerend over vroeger op het eiland van herinneringen. In het appartement was er een groot bad. Weldadig om je in het hete water te laten zakken als je koud en nat bent. We zaten boven de Ambrosijn. Dat hebben we gebouwd zien worden toen wij hier een jaar of acht geleden meerdere zomers doorbrachten. Het is een carnistisch restaurant met veel visgerechten. De walm des doods drong ons appartement binnen. ’s Nachts de geluiden van het beschonken joelend uitgaanspubliek. Op Schier waren er wel konijnen. De bruine en gitzwarte flappies liepen nauwelijks voor je weg. Schier was hetzelfde maar met kleine verschillen. Onze tocht door het dorp was als een zoek-de-verschillen plaat. A. zocht foto’s op van onze tijd op Schier en vond foto’s van de jongens die veel kleiner waren dan nu. Toen ze nog kleurige kleding droegen en overal in klommen. Met het teruggaan naar dit eiland voelde ik de verstreken tijd. We gingen op zoek naar de verloren tijd. De onbevangenheid is er af. We waren minder in het nu en meer in het toen. Op het kleine eiland kom je mensen steeds tegen. Het is als een levend memoriespel om te ontdekken of je mensen weer ziet. In het dorp liepen we mensen tegen het lijf die bij ons thuis in de straat wonen en met wie we voor het eerst een praatje maakten. In de enige boekhandel in het dorp werden we naar buiten gestuurd omdat de honden er niet in mochten. In de etalage lag Stilte, ruimte, duisternis. Wij zijn veranderd. We zijn nu veganist in plaats van vegetariër toen we hier eerder waren. Morele progressie is mogelijk. Ik blik met een gevoel van schaamte en ongenoegen terug op mijn volhardende carnisme tegen beter weten in. Het eiland is niet meeveranderd. Dat maakt het moeilijk voor ons. Het voelt vijandig. In Groningen is de soja en havermelk aanbeland. Groningen lijkt een vegan hub aan het worden. Maar toch is het veganisme nog niet mainstream. De volledige vegan supermarkt die wij verheugd hoopten te bezoeken is alweer gesloten.
Op Schier schreef ik een groot deel van de gedichten die zijn gepubliceerd in mijn onzichtbaar gebleven poëziebundel Utopische meditaties. Gedichten & gedachten (2014). De dichter in mij sluimert, er komen flarden, zinnen, maar niets meer. Wellicht verandert dat weer.
Lange luchten
Een groots panoramisch schouwspel
Van heldere luchten met
Hollandse wolken die in
Bonte formatie voorbij varen.
De scherpe lucht,
De strakke horizon boven de zee
Het weidse uitzicht
Over bos en duinen,
Het donkere bos
Waarboven een heldere hemel in
Grijsblauwe kleurtinten
Mijn zinnen opent.
De natuur
De luchten, de zee,
Het strand, de wind, de bomen,
De struiken, de meeuwen, de fazanten,
Alle dieren die we zien –
Het raakt me.
Ik wil het gevoel vastzetten.
Ik wil dit onderdeel van mijn leven,
Van mijn wezen, maken.
(Uit: Utopische meditaties)
Onmiskenbaar was het er toch even, het eilandgevoel. Het eilandgevoel is het gevoel dat je los bent van de wereld en je eigen leven. Een overzichtelijk eiland omringd door water geeft een gevoel van geborgenheid, veiligheid en distantie. Ik tref een passende passage van Nooteboom aan in zijn bundel De wereld een reiziger (1989):
”De berichten komen via de media, daarin verschilt deze plek niet van de rest van de wereld, maar er is niets aan te doen, je houdt het primitieve gevoel dat ze van over zee komen. Ze verliezen hun dwang, er kleeft iets aan ze, iets waardoor de actualiteit van hun boodschappen gesleten is voor ze hier aankomen. Dat levert een luchtigheid op in het denken, de lucht die tussen jou en de wereld zit. De dingen zijn anders, het denken erover is anders geworden.” (p. 157)
Ik ben nu weer in het Drentse Walden en probeer vergeefs het eilandgevoel op te roepen. In de dichtbundel Monniksoog (2016) staan gedichten van Cees Nooteboom over Schiermonnikoog en het eiland waar hij een huis heeft en de zomers doorbrengt; Menorca. In december wandelend op Schier wandelt hij in zijn verleden. Ik citeer het volledige gedicht met nummer 2:
Op het duinpad kwam ik mijn moeder tegen,
Maar zij zag mij niet. Zij praatte tegen een andere
Dame, en ik hoorde haar zeggen, iedereen
Vindt mij hier aardig.
Dat zij echt was wist ik door het geluid
Van het schelpengruis onder haar voeten.
Daarna zag ik ook mijn broer en mijn halfbroer
Onderweg met hetzelfde verleden als het mijne,
Chaos en onrust. De Noordzee had wilde koppen,
Het strand was verlaten. Mijn broers waren doorzichtig.
Ik zag het pad door ze heen. Nu zou ik een schat willen vinden,
Een aangespoelde walvistand, of goud,
Waardoor alles weer goed kwam.
Lees ook:
Cultuurfilosofisch vakantieverslag: Walden in Drenthe, deel I
Cultuurfilosofisch vakantieverslag: Walden in Drenthe, deel III
Cultuurfilosofisch vakantieverslag: Walden in Drenthe, deel IV (slot)